Het grote gevaar van de angst voor letterknechterij
De Schrift als stem van God in de tijd van de Reformatie
Luther zag de Schrift als stem van God (viva vox Dei) die bestudeerd moet worden. Waar het woord zuiver wordt gepredikt daar werkt de Geest. Gods woord keert nooit leeg terug maar is voorspoedig en bereikt het doel wat God beoogt namelijk de bekering van zondaren (Jesaja 55:11). Gods Geest werkt namelijk door middel van het Woord. Letterkennis en studie van de grondtalen achtte Luther voor een theoloog om die reden onontbeerlijk. Zelf las hij de bijbel verkeerd maar door studie en het licht van de Geest kreeg hij ruimte voor zijn eigen ziel en zaligheid (zie de rubriek Zijn leven met als pagina Zijn worsteling). Om die reden achtte hij het bestuderen van de Bijbelteksten vanuit de grondtekst van groot belang voor een theoloog. Tot zover de visie van Luther. Langzamerhand is deze visie helaas uit het oog verloren. Dat willen we in dit schrijven duidelijk maken.
Wie de Schrift slechts kent naar de letter wat verschilt die van de ketter
Deze uitspraak is van Jodocus van Lodenstein een Nadere Reformator. Hij leefde in de 17de eeuw en zag het gevaar in van het slechts kennen van de leer van de reformatie met het hoofd. Zulke gelovigen hebben de waarheid in het hoofd en niet in het hart en daarom wandelen zij niet naar de waarheid. Een eeuw later sloot Schortinghuis (1700-1750) zich bij deze visie aan. In zijn boek 'Het innige christendom' waarschuwde hij voor letterkennis. Schortinghuis legde terecht de vinger bij de zere plek Toch doemt een nieuw gevaar op namelijk dat men de letter van de Schrift gaat verwaarlozen. Iets wat Luther beslist niet wilde. Hij zag de letter van de Schrift als het middel waardoor de Geest Zijn werk deed.
Jan de Ruiter en de stem van het gezelschapsleven in de 19de eeuw
H.J. van Dijk schreef een boekje 'Het leven van Jan de Ruiter en zijn brieven'. De Ruiter leefde in de 19de eeuw in Hardinxveld-Giessendam en was een man van het gezelschapsleven. Hij schreef veel gedichten en H.J. van Dijk nam deze gedichten op in zijn boekje over Jan de Ruiter. Wie het boekje leest, krijg een aardig inkijkje in het kerkelijke leven van de 19de eeuw. We zijn dan 3 eeuwen verwijderd van Luther en reformatie. Begrijpelijk is het waarom er gezelschappen waren. Predikers verkondigden in de 19de eeuw doorgaans niet het woord maar hun eigen ideeën. En als zij dit toch deden dan nog waren zij letterknechten die de Geest misten. De Ruiter zegt: Soms jaren gestudeerd. Nu zij ontwikkeld bennen. Veel dode taal geleerd. Die zo niet preken kennen. Zo keek men aan tegen de predikanten. Voor een groot deel zal het vermoedelijk waar zijn maar er duikt hier een ander gevaar op. De letter van de Schrift het kanaal waarlangs de Geest werkt, dreigt verwaarloosd te worden. Bovendien was de Reformatie begonnen met het lezen van de letter van de Schrift. Luther was ook een geleerd man.
De invloed van het gezelschapsleven op de prediking
Ook de bevinding van het gezelschapsleven heeft zijn sporen nagelaten in de prediking van het evangelie. Sommige predikers trokken zich namelijk de kritiek van het gezelschapsleven bestaande uit vrome pausen aan en luisterden naar hun inzichten in plaats dat men net als Luther de Schrift bestudeerde. Dat laatste vond men letterknechterij. Hier dreigt een ander gevaar wat minstens zo erg is. Hier gaat de (eigen) bevinding heersen over de Schrift en de letter verdwijnt uit het zicht. Zo legt men de levende stem van God het zwijgen op. Even goed kan men zeggen: wie de schrift niet kent naar de letter, wat verschilt die van de ketter. Een terugkeer naar de leer van de reformatie is de beste remedie hier tegen. Luther leerde door de Geest de kracht van de letter van de Schrift. Het is God Zelf die spreekt. Daarom moet men oppassen Hem niet te verwerpen die door Zijn woord tot ons allen spreekt zoals de schrijver van de Hebreeën stelt (Hebreeën 12:25) .
Een voorbeeld van de gevaren van het gezelschapsleven
Om een voorbeeld te geven van de gevaren van het gezelschapsleven verwijs ik naar het boek 'Christus Die ons leven is' van dr. P. de Vries. Hij waarschuwt mijns inziens terecht voor het vergeestelijken van het boek Ruth. De Vries houdt wedergeboorte, geloof en de kennis van Christus dicht bij elkaar. In het gezelschapsleven heeft men dit veelal gescheiden. Zo kwam men tot een nieuwe ketterij. Ruth werd het type van een christen en Boaz het type van Christus. Ruth leerde Boaz veel later kennen. Zij had wel God beleden bij de grenzen van Kanaän maar Boaz kende ze nog niet. Pas in de poort vindt de rechtsafhandeling plaats en mag Ruth Boaz haar man noemen. Zo is ook de weg van een christen. Een christen is iemand die de mag zeggen uw God is mijn God maar dan kent men de meerdere Boaz nog niet. Overigens is dit maar een model. Er zijn vele varianten mogelijk op dit model. Maar het is niet de Schrift zelf die dit leert.
Luther richtte zich op brief aan de Galaten en Romeinen
Dr. P. de Vries keurt dit soort vergeestelijken van het boek Ruth mijns inziens terecht af (zie zijn boek 'Christus Die ons leven is' p. 92-95). Hier heerst de bevinding over de letter van de Schrift. Ook is de leesroute anders dan die van Luther. Bij Luther stond de brief aan de Galaten en de brief aan de Romeinen centraal. In die brieven draait het om de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof in Jezus. Niet om de bekering van de vrome christen met al zijn of haar zuchten, zoeken en belevingen. Overigens is het veelal een christen die pas in een later stadium Jezus leert kennen maar toch reeds behoort tot de kudde van de goede Herder. Omtrent deze visie merken we op: wie de schrift niet kent naar de letter, wat verschilt die van de ketter. Alleen wie in de Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven. Dat gaat niet zonder bevinding maar de grondtoon blijft de gewilligheid van Christus, die het harde onwillige hart verbreekt door Zijn genadevolle aanbod.
De Schrift als stem van God in de tijd van de Reformatie
Luther zag de Schrift als stem van God (viva vox Dei) die bestudeerd moet worden. Waar het woord zuiver wordt gepredikt daar werkt de Geest. Gods woord keert nooit leeg terug maar is voorspoedig en bereikt het doel wat God beoogt namelijk de bekering van zondaren (Jesaja 55:11). Gods Geest werkt namelijk door middel van het Woord. Letterkennis en studie van de grondtalen achtte Luther voor een theoloog om die reden onontbeerlijk. Zelf las hij de bijbel verkeerd maar door studie en het licht van de Geest kreeg hij ruimte voor zijn eigen ziel en zaligheid (zie de rubriek Zijn leven met als pagina Zijn worsteling). Om die reden achtte hij het bestuderen van de Bijbelteksten vanuit de grondtekst van groot belang voor een theoloog. Tot zover de visie van Luther. Langzamerhand is deze visie helaas uit het oog verloren. Dat willen we in dit schrijven duidelijk maken.
Wie de Schrift slechts kent naar de letter wat verschilt die van de ketter
Deze uitspraak is van Jodocus van Lodenstein een Nadere Reformator. Hij leefde in de 17de eeuw en zag het gevaar in van het slechts kennen van de leer van de reformatie met het hoofd. Zulke gelovigen hebben de waarheid in het hoofd en niet in het hart en daarom wandelen zij niet naar de waarheid. Een eeuw later sloot Schortinghuis (1700-1750) zich bij deze visie aan. In zijn boek 'Het innige christendom' waarschuwde hij voor letterkennis. Schortinghuis legde terecht de vinger bij de zere plek Toch doemt een nieuw gevaar op namelijk dat men de letter van de Schrift gaat verwaarlozen. Iets wat Luther beslist niet wilde. Hij zag de letter van de Schrift als het middel waardoor de Geest Zijn werk deed.
Jan de Ruiter en de stem van het gezelschapsleven in de 19de eeuw
H.J. van Dijk schreef een boekje 'Het leven van Jan de Ruiter en zijn brieven'. De Ruiter leefde in de 19de eeuw in Hardinxveld-Giessendam en was een man van het gezelschapsleven. Hij schreef veel gedichten en H.J. van Dijk nam deze gedichten op in zijn boekje over Jan de Ruiter. Wie het boekje leest, krijg een aardig inkijkje in het kerkelijke leven van de 19de eeuw. We zijn dan 3 eeuwen verwijderd van Luther en reformatie. Begrijpelijk is het waarom er gezelschappen waren. Predikers verkondigden in de 19de eeuw doorgaans niet het woord maar hun eigen ideeën. En als zij dit toch deden dan nog waren zij letterknechten die de Geest misten. De Ruiter zegt: Soms jaren gestudeerd. Nu zij ontwikkeld bennen. Veel dode taal geleerd. Die zo niet preken kennen. Zo keek men aan tegen de predikanten. Voor een groot deel zal het vermoedelijk waar zijn maar er duikt hier een ander gevaar op. De letter van de Schrift het kanaal waarlangs de Geest werkt, dreigt verwaarloosd te worden. Bovendien was de Reformatie begonnen met het lezen van de letter van de Schrift. Luther was ook een geleerd man.
De invloed van het gezelschapsleven op de prediking
Ook de bevinding van het gezelschapsleven heeft zijn sporen nagelaten in de prediking van het evangelie. Sommige predikers trokken zich namelijk de kritiek van het gezelschapsleven bestaande uit vrome pausen aan en luisterden naar hun inzichten in plaats dat men net als Luther de Schrift bestudeerde. Dat laatste vond men letterknechterij. Hier dreigt een ander gevaar wat minstens zo erg is. Hier gaat de (eigen) bevinding heersen over de Schrift en de letter verdwijnt uit het zicht. Zo legt men de levende stem van God het zwijgen op. Even goed kan men zeggen: wie de schrift niet kent naar de letter, wat verschilt die van de ketter. Een terugkeer naar de leer van de reformatie is de beste remedie hier tegen. Luther leerde door de Geest de kracht van de letter van de Schrift. Het is God Zelf die spreekt. Daarom moet men oppassen Hem niet te verwerpen die door Zijn woord tot ons allen spreekt zoals de schrijver van de Hebreeën stelt (Hebreeën 12:25) .
Een voorbeeld van de gevaren van het gezelschapsleven
Om een voorbeeld te geven van de gevaren van het gezelschapsleven verwijs ik naar het boek 'Christus Die ons leven is' van dr. P. de Vries. Hij waarschuwt mijns inziens terecht voor het vergeestelijken van het boek Ruth. De Vries houdt wedergeboorte, geloof en de kennis van Christus dicht bij elkaar. In het gezelschapsleven heeft men dit veelal gescheiden. Zo kwam men tot een nieuwe ketterij. Ruth werd het type van een christen en Boaz het type van Christus. Ruth leerde Boaz veel later kennen. Zij had wel God beleden bij de grenzen van Kanaän maar Boaz kende ze nog niet. Pas in de poort vindt de rechtsafhandeling plaats en mag Ruth Boaz haar man noemen. Zo is ook de weg van een christen. Een christen is iemand die de mag zeggen uw God is mijn God maar dan kent men de meerdere Boaz nog niet. Overigens is dit maar een model. Er zijn vele varianten mogelijk op dit model. Maar het is niet de Schrift zelf die dit leert.
Luther richtte zich op brief aan de Galaten en Romeinen
Dr. P. de Vries keurt dit soort vergeestelijken van het boek Ruth mijns inziens terecht af (zie zijn boek 'Christus Die ons leven is' p. 92-95). Hier heerst de bevinding over de letter van de Schrift. Ook is de leesroute anders dan die van Luther. Bij Luther stond de brief aan de Galaten en de brief aan de Romeinen centraal. In die brieven draait het om de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof in Jezus. Niet om de bekering van de vrome christen met al zijn of haar zuchten, zoeken en belevingen. Overigens is het veelal een christen die pas in een later stadium Jezus leert kennen maar toch reeds behoort tot de kudde van de goede Herder. Omtrent deze visie merken we op: wie de schrift niet kent naar de letter, wat verschilt die van de ketter. Alleen wie in de Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven. Dat gaat niet zonder bevinding maar de grondtoon blijft de gewilligheid van Christus, die het harde onwillige hart verbreekt door Zijn genadevolle aanbod.