Eerherstel voor Boone
De reactie in de Saambinder op het boek van Vermeulen over Laurus Boone
Herder in een noodkerk
Leven en werk van ds. L Boone
en de feiten van '1907'
J.M. Vermeulen
Het boek telt 384 pagina’s, 687 noten en 160 illustraties. Allerlei gezegden zijn in kaderteksten opgenomen.
Prijs € 29,50.
Bestellen via: http://www.tekstservicevermeulen.nl
1. Een goed begin maar een slecht vervolg
Ds. J. Schipper heeft in de Saambinder drie delen gewijd aan de kwestie Boone, met als titel 'Singulier in alles'. De ondertitel van deel 1 luidt: Schuld en schaamte. Een prima begin maar helaas, van die ‘schuld en schaamte’ is in de volgende artikelen niets meer te merken.
Schipper zegt respect voor dit boek te hebben, maar maakt zich van de kwestie Boone erg gemakkelijk af. Hij kan het niet meemaken dat Beversluis en de Vereniging van 1907 een negatieve pers krijgen. Ds. C. de Jongste schreef vol lof over ds. Beversluis in zijn boek ‘Liefelijkheid en Saambinders’, maar het boek strookt niet met de gegevens die Vermeulen aandraagt. Dat toont Vermeulen aan in zijn boek over ds. Boone.
Het gaat kennelijk om een diepgewortelde overtuiging, die na een eeuw nog steeds bestaat, dat de Vereniging van 1907 geen schaduwzijde kent. Het laat zien, hoe moeilijk het is om mensen van een standpunt af te brengen. Schipper heeft hierin een grote verantwoordelijkheid maar doet daar helemaal niets mee. Op deze manier blijft het misverstand regeren in zijn kerkverband.
2. Beversluis
Vermeulen toont aan dat Beversluis vijf gemeenten het kerkverband heeft uitgewerkt, jarenlang bewust onjuiste informatie over de toelating van M. Remijn heeft verstrekt en allerlei vergaderingen op het verkeerde been heeft gezet. Hij liet zelfs notulen vervalsen. Schipper doet niets met deze gegevens. Schipper merkt slechts op dat Beversluis een negatieve pers krijgt en brengt vervolgens het boek van C. de Jongste in om zo de bekende beeldvorming weer in leven te houden. Dit is een gemiste kans om de geschiedenis recht te doen.
3. Onvoldoende kennis van het boek
Het is ook de vraag of ds. Schipper het boek van Vermeulen gelezen heeft.
3.1. Hij noemt in zijn eerste artikel als redenen voor Boones afhaken ‘de psalmberijming van Datheen en het oude ambtsgewaad met kuitbroek en bef.’ Dit is niet correct. Vermeulen bewijst juist op tientallen pagina’s dat het KERKBEGRIP de oorzaak was. Boone wilde de noodkerk in stand houden, net als Ledeboer en Fransen, terwijl Kersten een kerkelijk instituut wilde bouwen, zoals Kuyper en Wagenaar. Schipper laat deze informatie links liggen en mist om die reden de kern van het boek.
3.2. In artikel 2 stelt Schipper dat Beversluis zijn bekeerling Remijn had aangesteld als oefenaar in de Zuid-Hollandse gemeenten. Vermeulen toont met vele bewijzen aan, dat Remijn nooit is voorgedragen en Vermeulen concludeert dat Remijn door Beversluis alleen werd gebruikt als marionet om Boone het leven zuur te maken. Aangesteld was hij in elk geval niet.
3.3. Schipper stelt dat op 5 juni 1907 ‘de mogelijkheid van samengaan van de gemeenten op de agenda stond’. Dat is niet correct. Het samengaan was geen agendapunt, zo stelt dr. D. de Vos in zijn kerkrechtelijke beoordeling duidelijk (p. 188) en daarom kan de vereniging die dag niet hebben plaatsgevonden. Dit is van eminent belang met betrekking tot de schorsing van Boone (zie 6. Schorsing) en zijn eerherstel (zie 4. Eerherstel en schorsing).
3.4. In artikel 3 stelt Schipper, dat Boone toestemming zou hebben gegeven zijn naam onder de definitieve Bepalingen op te nemen. Dat klopt niet. Zijn toestemming gold alleen de concept-bepalingen, dat schrijven Vermeulen en De Vos heel duidelijk. Boone was dus niet verenigd. Ook dit is van belang met het oog op de schorsing van Boone (zie 6. Schorsing) en zijn eerherstel (zie 4. Eerherstel en schorsing).
Kortom Schipper gaat op deze vier cruciale punten volkomen de fout in. Hij verandert op deze genoemde vier punten de kerkhistorische gegevens ten goede van Beversluis en Kersten en is daardoor niet instaat een objectieve recensie te schrijven die het goed gedocumenteerde boek en situatie ten aanzien van Boone rechtdoen.
4. Eerherstel en schorsing
4.1. Boones zogenaamde schorsing is kerkrechtelijk gezien laakbaar. Dat blijkt uit een gedegen feitenrelaas van kerkrechtdeskundige dr. D. de Vos uit Veenwouden, met als conclusie. ‘Het zou de Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland sieren eerherstel te verlenen aan ds. Boone door hem postuum te rehabiliteren’ (p 192). Schipper gaat geheel voorbij aan de wetenschappelijke kerkrechtelijke beoordeling van dr. De Vos (p 187-192). Dr. De Vos , lid van de HHK, is overigens een zeer gedegen kerkrechtspecialist die niet zo maar wat beweert. Hij heeft een boek uitgegeven van 972 bladzijden bij uitgever Brevier over het hervormd en gereformeerd kerkrecht. 4.2. Schipper gaat vreemd genoeg ook voorbij aan de stelling van zijn collega ds. J.J. van Eckeveld: ‘Het is de moeite waard om door te spreken over de vraag of ds. L. Boone rehabilitatie verdient’ En: ‘Er zijn ook fouten gemaakt en er waren kerkrechtelijke onvolkomenheden (RD 11-2-2017).’
4.3 Ds. Schipper draagt geen geldige reden aan om de schorsing van Boone te rechtvaardigen. Als reden werd in 1907 opgegeven dat Boone een ‘scheurmaker’ zou zijn. Uit onderzoek blijkt echter, dat zijn terugtreden legaal en reglementair was (zie 3. Onvoldoende kennis van het boek, 3.3 en 3.4). Beversluis echter zette vijf gemeenten uit het kerkverband en wist die zuiveringsactie te bedekken. Schipper doet niets met deze informatie die Vermeulen aandraagt.
4.4. Ds. Schipper voert voor Boones schorsing als reden aan: ‘dat Boone zich te laat en onelegant afmeldde en er voor die tijd nooit over gesproken had.’ Vermeulen en dr. De Vos stellen dat wat ds. Boone deed volkomen legaal was. Voor Schipper echter is dit de reden om de schorsing te handhaven. Kerkrechtelijk gezien draagt Schipper dus geen geldige argumenten aan (zie 3. Onvoldoende kennis van het boek, 3.3 en 3.4). .
5. Niet nodig
Schipper is overigens niet de enige die niets wil weten van eerherstel. Mastenbroek bijvoorbeeld doet Vermeulens vraag om eerherstel af als onnodig, met de woorden: ‘God heeft Boone in ere hersteld. En dat voor eeuwig.’ Mastenbroek houdt echter geen rekening met de familie, de nazaten van ds. Boone en de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Hij ziet Boone slechts als individu die de strijd te boven is en daarmee is de kous af. Bovendien gebiedt Gods Woord het om openbare zonden in het openbaar te belijden.
6. Niet objectief
Schipper merkt op dat geschiedschrijving nooit geheel objectief is. Dat is waar maar hij gaat met deze leuze vervolgens heel gemakkelijk voorbij aan de goed gedocumenteerde beschrijvingen van Vermeulen en De Vos. Over het niveau van Vermeulens boek zei prof. dr. F.A. van Lieburg op de presentatie: ‘Een volwassen omgang met het verleden bestaat uit bronnenonderzoek, publicaties, discussies, evenwichtige beeldvorming en verslaglegging, zoveel mogelijk volgens de regels van het vak en op basis van vrije toegang tot archiefmateriaal. De boeken van Golverdingen en Vermeulen wijzen in die richting. Hopelijk zetten nieuwe generaties de kleine kerkgeschiedenis in die geest voort. Dat helpt de gereformeerde gezindte verder in het recht doen aan gestorvenen en in het reine te komen met het rafelige verleden.’ De recensie van Schipper laat zien dat hij niet tot die generatie behoort die Van Lieburg zich voor ogen stelt.
7. Prestigeobject
Schipper kan het ook niet meemaken, in navolging van J. Mastenbroek, dat de Vereniging van 1907 een prestigeobject zou zijn. Hij vindt het zelfs ‘verdrietig’ dat Vermeulen de Vereniging heeft getypeerd als een ‘prestigeproject’. Schipper volgt hierin J. Mastenbroek, die Vermeulen op de presentatie in Sint-Philipsland hierover aanviel zonder het boek te hebben gelezen (RD 2-2-2017). Mastenbroek en Schipper zouden de ingezonden brief van 12 januari 1909 van Kersten eens moeten lezen. Het is een tamelijk buitensporige reactie op één regeltje uit een krantenbericht. Kersten sloeg in die brief een boze toon aan, beschuldigde Boone in het openbaar van scheur maken en noemde Boones beroep op de Schrift onnozel.
8. De ware aard van het verenigingsproces
Het verenigingsproces kenmerkte zich overigens door gedwongen handelingen, het terzijde stellen van afspraken die de Verenging in de weg stonden, het negeren van kerkorde en het toekennen van een absoluut gezag aan de in artikel 13 ingestelde geschillencommissie die echter in een gemeente niets te zeggen had. Dit waren de middelen om de Vereniging doorgang te laten vinden, zo kan men lezen in het boek van Vermeulen. De vraag is of het goede doel de middelen heiligt en of de bedoeling wel zo goed was. De wijze kent immers tijd en wijze. Daarmee willen we niet zeggen dat de Vereniging geen zegen heeft gekend maar dan wel een beschamende zegen zoals de ouden vroeger zeiden.
9. De romantiek van 1907
Het is vooral de romantiek van 1907, in die kielzog komt het heroïsche verleden van Kersten en Beversluis mee, die een eerlijk oordeel over de Vereniging van 1907 in de weg staat. Vermeulen en dr. D. de Vos hebben toch, zou men zeggen, genoeg gegevens aangedragen om hier anders tegen aan te kijken. Het is overigens juist het kenmerk van een volwassen kerk om eerlijk met deze gegevens om te gaan. Een kerk die in de romantische kerkhistorische kinderschoenen wenst te blijven staan, gaat deze gegevens liever uit de weg. Van Eckeveld toont dit volwassen gedrag overigens uitstekend (zie 4.2 Eerherstel en schorsing). Schipper en Mastenbroek lijken vooralsnog liever in de kinderschoenen te blijven staan (zie 1. Een goed begin maar een slecht vervolg en zie 5. Niet nodig).
10. Zo de HEERE het huis niet bouwt Overigens al zou de helft maar waar zijn wat Vermeulen en dr. De Vos over de Vereniging van 1907 naar voren brengen dan nog geldt bij het lezen van dit boek: wie zou niet wenen? Gelukkig staat er EEN boven. Hopelijk verrijst de vaderlandse kerk in deze eeuw uit het kerkelijke puin. We hopen tevens dat de HHK daartoe een middel in Gods hand mag zijn. Het boek van Boone en diens visie op de kerk van de afscheiding als noodkerk kan ons daarbij helpen. Bij dit alles geldt: Zo de HEERE het huis niet bouwt...
11. De reactie van de Saambinder
Deze webpagina heb ik gemaild naar de hoofdredacteur van de Saambinder, ds. Van Aalst. Die vroeg mij zijn emailadres uit mijn adressenbestand te verwijderen. Hij is dus niet bereid tot een correct en Bijbels antwoord, laat staan om ds. Boone recht te doen. Gelukkig sprak ds. Van Eckeveld betere taal, meer Bijbelse taal, om in het reine te komen met het verleden en de fouten van het voorgeslacht te corrigeren. Een synode, die naar Gods Woord wil handelen, moet het spoor van ds. Van Eckeveld volgen en eerherstel verlenen, zoals dr. D. de Vos onweerlegbaar aangeeft. Ds. Schipper plaatste boven zijn artikelenserie: 'Schuld en schaamte', maar deze titel krijgt geen enkel vervolg. In deel 3 is zelfs het omgekeerde het geval, daar is het ‘schuldloos en schaamteloos’
De reactie in de Saambinder op het boek van Vermeulen over Laurus Boone
Herder in een noodkerk
Leven en werk van ds. L Boone
en de feiten van '1907'
J.M. Vermeulen
Het boek telt 384 pagina’s, 687 noten en 160 illustraties. Allerlei gezegden zijn in kaderteksten opgenomen.
Prijs € 29,50.
Bestellen via: http://www.tekstservicevermeulen.nl
1. Een goed begin maar een slecht vervolg
Ds. J. Schipper heeft in de Saambinder drie delen gewijd aan de kwestie Boone, met als titel 'Singulier in alles'. De ondertitel van deel 1 luidt: Schuld en schaamte. Een prima begin maar helaas, van die ‘schuld en schaamte’ is in de volgende artikelen niets meer te merken.
Schipper zegt respect voor dit boek te hebben, maar maakt zich van de kwestie Boone erg gemakkelijk af. Hij kan het niet meemaken dat Beversluis en de Vereniging van 1907 een negatieve pers krijgen. Ds. C. de Jongste schreef vol lof over ds. Beversluis in zijn boek ‘Liefelijkheid en Saambinders’, maar het boek strookt niet met de gegevens die Vermeulen aandraagt. Dat toont Vermeulen aan in zijn boek over ds. Boone.
Het gaat kennelijk om een diepgewortelde overtuiging, die na een eeuw nog steeds bestaat, dat de Vereniging van 1907 geen schaduwzijde kent. Het laat zien, hoe moeilijk het is om mensen van een standpunt af te brengen. Schipper heeft hierin een grote verantwoordelijkheid maar doet daar helemaal niets mee. Op deze manier blijft het misverstand regeren in zijn kerkverband.
2. Beversluis
Vermeulen toont aan dat Beversluis vijf gemeenten het kerkverband heeft uitgewerkt, jarenlang bewust onjuiste informatie over de toelating van M. Remijn heeft verstrekt en allerlei vergaderingen op het verkeerde been heeft gezet. Hij liet zelfs notulen vervalsen. Schipper doet niets met deze gegevens. Schipper merkt slechts op dat Beversluis een negatieve pers krijgt en brengt vervolgens het boek van C. de Jongste in om zo de bekende beeldvorming weer in leven te houden. Dit is een gemiste kans om de geschiedenis recht te doen.
3. Onvoldoende kennis van het boek
Het is ook de vraag of ds. Schipper het boek van Vermeulen gelezen heeft.
3.1. Hij noemt in zijn eerste artikel als redenen voor Boones afhaken ‘de psalmberijming van Datheen en het oude ambtsgewaad met kuitbroek en bef.’ Dit is niet correct. Vermeulen bewijst juist op tientallen pagina’s dat het KERKBEGRIP de oorzaak was. Boone wilde de noodkerk in stand houden, net als Ledeboer en Fransen, terwijl Kersten een kerkelijk instituut wilde bouwen, zoals Kuyper en Wagenaar. Schipper laat deze informatie links liggen en mist om die reden de kern van het boek.
3.2. In artikel 2 stelt Schipper dat Beversluis zijn bekeerling Remijn had aangesteld als oefenaar in de Zuid-Hollandse gemeenten. Vermeulen toont met vele bewijzen aan, dat Remijn nooit is voorgedragen en Vermeulen concludeert dat Remijn door Beversluis alleen werd gebruikt als marionet om Boone het leven zuur te maken. Aangesteld was hij in elk geval niet.
3.3. Schipper stelt dat op 5 juni 1907 ‘de mogelijkheid van samengaan van de gemeenten op de agenda stond’. Dat is niet correct. Het samengaan was geen agendapunt, zo stelt dr. D. de Vos in zijn kerkrechtelijke beoordeling duidelijk (p. 188) en daarom kan de vereniging die dag niet hebben plaatsgevonden. Dit is van eminent belang met betrekking tot de schorsing van Boone (zie 6. Schorsing) en zijn eerherstel (zie 4. Eerherstel en schorsing).
3.4. In artikel 3 stelt Schipper, dat Boone toestemming zou hebben gegeven zijn naam onder de definitieve Bepalingen op te nemen. Dat klopt niet. Zijn toestemming gold alleen de concept-bepalingen, dat schrijven Vermeulen en De Vos heel duidelijk. Boone was dus niet verenigd. Ook dit is van belang met het oog op de schorsing van Boone (zie 6. Schorsing) en zijn eerherstel (zie 4. Eerherstel en schorsing).
Kortom Schipper gaat op deze vier cruciale punten volkomen de fout in. Hij verandert op deze genoemde vier punten de kerkhistorische gegevens ten goede van Beversluis en Kersten en is daardoor niet instaat een objectieve recensie te schrijven die het goed gedocumenteerde boek en situatie ten aanzien van Boone rechtdoen.
4. Eerherstel en schorsing
4.1. Boones zogenaamde schorsing is kerkrechtelijk gezien laakbaar. Dat blijkt uit een gedegen feitenrelaas van kerkrechtdeskundige dr. D. de Vos uit Veenwouden, met als conclusie. ‘Het zou de Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland sieren eerherstel te verlenen aan ds. Boone door hem postuum te rehabiliteren’ (p 192). Schipper gaat geheel voorbij aan de wetenschappelijke kerkrechtelijke beoordeling van dr. De Vos (p 187-192). Dr. De Vos , lid van de HHK, is overigens een zeer gedegen kerkrechtspecialist die niet zo maar wat beweert. Hij heeft een boek uitgegeven van 972 bladzijden bij uitgever Brevier over het hervormd en gereformeerd kerkrecht. 4.2. Schipper gaat vreemd genoeg ook voorbij aan de stelling van zijn collega ds. J.J. van Eckeveld: ‘Het is de moeite waard om door te spreken over de vraag of ds. L. Boone rehabilitatie verdient’ En: ‘Er zijn ook fouten gemaakt en er waren kerkrechtelijke onvolkomenheden (RD 11-2-2017).’
4.3 Ds. Schipper draagt geen geldige reden aan om de schorsing van Boone te rechtvaardigen. Als reden werd in 1907 opgegeven dat Boone een ‘scheurmaker’ zou zijn. Uit onderzoek blijkt echter, dat zijn terugtreden legaal en reglementair was (zie 3. Onvoldoende kennis van het boek, 3.3 en 3.4). Beversluis echter zette vijf gemeenten uit het kerkverband en wist die zuiveringsactie te bedekken. Schipper doet niets met deze informatie die Vermeulen aandraagt.
4.4. Ds. Schipper voert voor Boones schorsing als reden aan: ‘dat Boone zich te laat en onelegant afmeldde en er voor die tijd nooit over gesproken had.’ Vermeulen en dr. De Vos stellen dat wat ds. Boone deed volkomen legaal was. Voor Schipper echter is dit de reden om de schorsing te handhaven. Kerkrechtelijk gezien draagt Schipper dus geen geldige argumenten aan (zie 3. Onvoldoende kennis van het boek, 3.3 en 3.4). .
5. Niet nodig
Schipper is overigens niet de enige die niets wil weten van eerherstel. Mastenbroek bijvoorbeeld doet Vermeulens vraag om eerherstel af als onnodig, met de woorden: ‘God heeft Boone in ere hersteld. En dat voor eeuwig.’ Mastenbroek houdt echter geen rekening met de familie, de nazaten van ds. Boone en de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Hij ziet Boone slechts als individu die de strijd te boven is en daarmee is de kous af. Bovendien gebiedt Gods Woord het om openbare zonden in het openbaar te belijden.
6. Niet objectief
Schipper merkt op dat geschiedschrijving nooit geheel objectief is. Dat is waar maar hij gaat met deze leuze vervolgens heel gemakkelijk voorbij aan de goed gedocumenteerde beschrijvingen van Vermeulen en De Vos. Over het niveau van Vermeulens boek zei prof. dr. F.A. van Lieburg op de presentatie: ‘Een volwassen omgang met het verleden bestaat uit bronnenonderzoek, publicaties, discussies, evenwichtige beeldvorming en verslaglegging, zoveel mogelijk volgens de regels van het vak en op basis van vrije toegang tot archiefmateriaal. De boeken van Golverdingen en Vermeulen wijzen in die richting. Hopelijk zetten nieuwe generaties de kleine kerkgeschiedenis in die geest voort. Dat helpt de gereformeerde gezindte verder in het recht doen aan gestorvenen en in het reine te komen met het rafelige verleden.’ De recensie van Schipper laat zien dat hij niet tot die generatie behoort die Van Lieburg zich voor ogen stelt.
7. Prestigeobject
Schipper kan het ook niet meemaken, in navolging van J. Mastenbroek, dat de Vereniging van 1907 een prestigeobject zou zijn. Hij vindt het zelfs ‘verdrietig’ dat Vermeulen de Vereniging heeft getypeerd als een ‘prestigeproject’. Schipper volgt hierin J. Mastenbroek, die Vermeulen op de presentatie in Sint-Philipsland hierover aanviel zonder het boek te hebben gelezen (RD 2-2-2017). Mastenbroek en Schipper zouden de ingezonden brief van 12 januari 1909 van Kersten eens moeten lezen. Het is een tamelijk buitensporige reactie op één regeltje uit een krantenbericht. Kersten sloeg in die brief een boze toon aan, beschuldigde Boone in het openbaar van scheur maken en noemde Boones beroep op de Schrift onnozel.
8. De ware aard van het verenigingsproces
Het verenigingsproces kenmerkte zich overigens door gedwongen handelingen, het terzijde stellen van afspraken die de Verenging in de weg stonden, het negeren van kerkorde en het toekennen van een absoluut gezag aan de in artikel 13 ingestelde geschillencommissie die echter in een gemeente niets te zeggen had. Dit waren de middelen om de Vereniging doorgang te laten vinden, zo kan men lezen in het boek van Vermeulen. De vraag is of het goede doel de middelen heiligt en of de bedoeling wel zo goed was. De wijze kent immers tijd en wijze. Daarmee willen we niet zeggen dat de Vereniging geen zegen heeft gekend maar dan wel een beschamende zegen zoals de ouden vroeger zeiden.
9. De romantiek van 1907
Het is vooral de romantiek van 1907, in die kielzog komt het heroïsche verleden van Kersten en Beversluis mee, die een eerlijk oordeel over de Vereniging van 1907 in de weg staat. Vermeulen en dr. D. de Vos hebben toch, zou men zeggen, genoeg gegevens aangedragen om hier anders tegen aan te kijken. Het is overigens juist het kenmerk van een volwassen kerk om eerlijk met deze gegevens om te gaan. Een kerk die in de romantische kerkhistorische kinderschoenen wenst te blijven staan, gaat deze gegevens liever uit de weg. Van Eckeveld toont dit volwassen gedrag overigens uitstekend (zie 4.2 Eerherstel en schorsing). Schipper en Mastenbroek lijken vooralsnog liever in de kinderschoenen te blijven staan (zie 1. Een goed begin maar een slecht vervolg en zie 5. Niet nodig).
10. Zo de HEERE het huis niet bouwt Overigens al zou de helft maar waar zijn wat Vermeulen en dr. De Vos over de Vereniging van 1907 naar voren brengen dan nog geldt bij het lezen van dit boek: wie zou niet wenen? Gelukkig staat er EEN boven. Hopelijk verrijst de vaderlandse kerk in deze eeuw uit het kerkelijke puin. We hopen tevens dat de HHK daartoe een middel in Gods hand mag zijn. Het boek van Boone en diens visie op de kerk van de afscheiding als noodkerk kan ons daarbij helpen. Bij dit alles geldt: Zo de HEERE het huis niet bouwt...
11. De reactie van de Saambinder
Deze webpagina heb ik gemaild naar de hoofdredacteur van de Saambinder, ds. Van Aalst. Die vroeg mij zijn emailadres uit mijn adressenbestand te verwijderen. Hij is dus niet bereid tot een correct en Bijbels antwoord, laat staan om ds. Boone recht te doen. Gelukkig sprak ds. Van Eckeveld betere taal, meer Bijbelse taal, om in het reine te komen met het verleden en de fouten van het voorgeslacht te corrigeren. Een synode, die naar Gods Woord wil handelen, moet het spoor van ds. Van Eckeveld volgen en eerherstel verlenen, zoals dr. D. de Vos onweerlegbaar aangeeft. Ds. Schipper plaatste boven zijn artikelenserie: 'Schuld en schaamte', maar deze titel krijgt geen enkel vervolg. In deel 3 is zelfs het omgekeerde het geval, daar is het ‘schuldloos en schaamteloos’