Aristoteles (384 v. Chr.-322 v. Chr.)
Wie hij was
Aristoteles was een Grieks filosoof die met Socrates en Plato wordt beschouwd als een van de invloedrijkste klassieke filosofen in de westerse traditie. Hij was een leerling van Plato. Plato zag het aardse leven slechts als een schaduw van het hemelse leven en wees naar boven. Aristoteles echter legde juist de nadruk op het aardse leven hoe men dat het beste kan leven en wees naar beneden (zie fresco hieronder) Aristoteles hield zich onder andere bezig met de logica, de politiek en hoe men behoort te leven, de ethiek. Wij willen ons richten op zijn ethiek die hij heeft beschreven in de Ethica Nicomachea. De naam Nicomachea is afgeleid van de zoon van Aristoteles die Nicomachos heette. De ene verklaring stelt dat zijn zoon de Ethica zou hebben geschreven en deze zou gebaseerd zijn op aantekeningen van lezingen van zijn vader. Een andere verklaring stelt dat Aristoteles zelf de Ethica heeft geschreven en de titel aan zijn zoon Nicomachos heeft opgedragen.
Twee hoofdlijnen
Men zou de theologie tot aan de Middeleeuwen in twee hoofdlijnen kunnen weergeven als het gaat om de gerichtheid op de filosofie (zie voor deze twee lijnen Richard Rubenstein, Kinderen van Aristoteles).
De ene lijn is die van Plato (427 v. Chr.-347 v. Chr.), Augustinus (354 v. Chr. - 430 v. Chr.) en Anselmus (1033-1109). Centraal in deze lijn staat het gericht zijn op het Hogere (God) en het gebrekkige van het ondermaanse leven. Op dit punt stemmen Plato en Augustinus overeen. Bij Augustinus en Anselmus is echter sprake van een negatief mensbeeld. De mens is door en door zondig en heeft het heil in Christus nodig. Bij Plato is de verkeerde neiging van de mens er slechts door een gebrek aan kennis.
De tweede lijn is die van Aristoteles (384 v. Chr. -322 v. Chr.) en Thomas van Aquino (1225-1274). Aquino heeft Aristoteles, een heidens filosoof, omgevormd tot een christelijk denker. Aristoteles stelde dat de mens van nature een sociaal wezen is die bereid is andere mensen te helpen. Aquino volgde Aristoteles op dit punt. Wel dient de genade de menselijke tekorten aan te vullen maar de genade heft de natuur niet op maar volmaakt haar.
Aristoteles (rechts) met Plato (links),
een fresco van Italiaanse schilder Rafaël (1483-1520)
Luther als moraaltheoloog
In 1508 werd Luther benoemd als professor in de moraaltheologie te Wittenberg. De ethiek in de tijd van Luther was verbonden met de Ethica Nicomachea van Aristoteles. Aristoteles had een deugdethiek. Een deugd staat volgens hem altijd in het midden tussen twee uitersten, zoals de deugd moed staat tussen lafheid en roekeloosheid (overmoed). In zijn fysica, de leer van de natuur stelt hij dat een eikel een neiging heeft een eikenboom te worden. Een eikel is dus in potentie een eikenboom. Wordt de eikel inderdaad een eikenboom dat is de potentie (aanleg) verwerkelijkt en actueel geworden (zie voorwoord op Ethica Nicomachea, uitgave van Damon, 2005, p32). De natuur heeft dus zijn aanleg. Zo is de mens ook in principe aangelegd om het goede te doen. Volgens Aristoteles kan de mens dus door oefening zijn mogelijkheden verwerkelijken en deugdzaam worden om uiteindelijk uit eigen kracht de volkomen gelukzaligheid te bereiken (H.N Hagoort, Wijsheid van het vlees. Over de 97 onbekende stellingen van Maarten Luther. p. 31).
De kerk in het spoor van filosofie
De kerk ging in dit spoor en leerde dat men die goede hoedanigheid door genade krijgt ingestort. De leer van Aristoteles kreeg een schijnbaar christelijk karakter. Zo leerde Aquino dat de leer van de rechtvaardiging uit vier elementen bestond. Het eerste element is de ingestorte genade (gratia infusa, een goede hoedanigheid ingegoten door de sacramenten), het tweede is dat door het geloof de wil wordt beïnvloed richting God. Het derde is de beïnvloeding van de vrij wil met betrekking tot de zonde. Tot slot de vergeving van de zonde (zie, www.crystalinks.com/aquinas.html). Met die potentiele genade, die men krijgt ingestort door de sacramenten moet de mens aan de slag om zo een goed en rechtvaardig mens te worden voor God. Dan heeft men de genade geactualiseerd en verwerkelijkt en dan mag men weten dat de zonde vergeven zijn. God zal er zijn goedkeuring over geven. Opvallend is de zeer samengestelde en ingewikkelde leer van de rechtvaardiging. Door de leer van de ingestorte genade wordt de mens weer geworpen op zichzelf en niet op de belofte van de vergeving van de zonde. (Het substantia denken met de gnadeneingiessung heeft het geestelijke leven en de leer van de rechtvaardiging in de boeien geslagen, stelt Hans Emil Weber, bron: C. Ouwendorp, Jeruzalem en Athene. Een blijvende worsteling in de theologie, p. 325). Gabriel Biel een vertegenwoordiger van een invloedrijke scholastieke stroming, waarin ook Luther als student werd geschoold, ging nog een stap verder dan Aquino. Biel leerde dat de mens dankzij diens verstand de vrij wil kan sturen richting het goede. De wil heeft het streefvermogen om een doel te bereiken en het verstand kan de wil sturen richting het goede. De wil is dus vrij en kan door het verstand het goede kiezen. God beloont dat. Christus is er alleen voor de kleine kinderen die niet het verstand hebben om het goede te kiezen (H.N Hagoort, Wijsheid van het vlees. Over de 97 onbekende stellingen van Maarten Luther. p. 31-33).
Luther krijgt onderwijs in de brief aan de Romeinen en door Augustinus
Luther vond geen rust. Hij merkte dat hij zondaar was en het goede niet kon doen. Hij kon niet uit de voeten met de leer van de ingestorte genade (gratia infusa). Hij ging naar de heilige stad Rome maar kwam ontsteld terug. Luther raakte alleen maar verder in de problemen en werpt zich op de bijbelwetenschappen. Door het lezen van de brief aan de Romeinen ontdekte Luther dat God niet alleen gerechtigheid eist zoals de kerk leerde maar dit ook schenkt als men in Jezus gelooft. Luther ontdekte dat Augustinus dit ook leerde in zijn geschrift De Geest en de letter (De spiritu et littera). Augustinus zegt in De Geest en de letter (De spiritu et littera, Agora-editie, p46) ): 'Want de wet geeft juist doordat zij gebiedt, dreigt en niemand rechtvaardigt heel duidelijk aan dat de mens door Gods gave wordt gerechtvaardigd met de hulp van de Geest (...) dat wil zeggen: door het geloof waarmee wij in Christus geloven.
Luther keert zich tegen Aristoteles. Luther ontdekte dus dat de mens geen vermogen heeft om God te dienen om op die wijze rechtvaardig te worden voor God. God spreekt de schuldige zondaar die Jezus en Zijn verdienste aangrijpt helemaal vrij, zo ontdekte hij. Door deze nieuwe zienswijze brak Luther met de leer van de scholastische kerk die gebaseerd was op Aristoteles. In 1517 schreef hij een geschrift tegen de scholastische theologie van de kerk: Disputatio contra scholasticam theologiam. Een geschrift met 97 stellingen tegen de scholastiek van de kerk. In een van zijn stellingen zegt hij: 'De gehele Aristoteles is voor de theologie als duisternis voor het licht' (zie C. Ouwendorp, Jeruzalem en Athene, p.130) Luther noemde Aristoteles een vlijtige ezel en Hij zei: 'Op niets ben ik zo gebrand als om die clown, die met zijn Griekse masker de kerk beduveld heeft, voor aller ogen te ontmaskeren...' Luther wilde Aristoteles dus graag ontmaskeren (zie de dissertatie van K.A. Bril, Westerse denkstructuren, p. 124)
Luther kiest voor de lijn van Augustinus
Luther richt zich niet meer op de scholastische leer van de kerk. Maar keerde terug naar de Schrift en naar Augustinus. Met name het geschrift De Geest en de letter (De spiritu et littera) waarin Augustinus de genadeleer van de apostel Paulus naar voren brengt, was in trek bij Luther. Dat is begrijpelijk want in De Geest en de letter stelt Augustinus dat Paulus zich keert tegen hoogmoedige mensen die over hun eigen werken opscheppen. Paulus doet dit om zo de genade van God onder de aandacht te brengen, stelt Augustinus. Niet voor niets luidt elke groet van Paulus aan de gemeente: Genade en vrede zij u van God onze Vader en van de Heere Jezus Christus (zie De Geest en de letter p.41). Luther stemde hier van harte mee in. Door zijn colleges over de brief aan de Romeinen was Luther ook tot de ontdekking gekomen dat dit de leer van de apostel Paulus is.
God rechtvaardigt goddelozen zonder de werken van de wet
God spreekt de goddeloze zondaar die Christus en Zijn verdienste aanneemt vrij. De zondaar hoeft niet eerst met de genade aan de slag om zich door het onderhouden van Gods wet aangenaam te maken voor God om dan vervolgens vrij gesproken te worden. God spreekt om de verdienste van Zijn Zoon zondaren vrij die door het geloof zich tot Christus en Zijn kruisverdienste wenden. Dat werd voortaan de leer van Luther nadat hij gebroken had met de scholastieke theologie van zijn kerk.
Wie hij was
Aristoteles was een Grieks filosoof die met Socrates en Plato wordt beschouwd als een van de invloedrijkste klassieke filosofen in de westerse traditie. Hij was een leerling van Plato. Plato zag het aardse leven slechts als een schaduw van het hemelse leven en wees naar boven. Aristoteles echter legde juist de nadruk op het aardse leven hoe men dat het beste kan leven en wees naar beneden (zie fresco hieronder) Aristoteles hield zich onder andere bezig met de logica, de politiek en hoe men behoort te leven, de ethiek. Wij willen ons richten op zijn ethiek die hij heeft beschreven in de Ethica Nicomachea. De naam Nicomachea is afgeleid van de zoon van Aristoteles die Nicomachos heette. De ene verklaring stelt dat zijn zoon de Ethica zou hebben geschreven en deze zou gebaseerd zijn op aantekeningen van lezingen van zijn vader. Een andere verklaring stelt dat Aristoteles zelf de Ethica heeft geschreven en de titel aan zijn zoon Nicomachos heeft opgedragen.
Twee hoofdlijnen
Men zou de theologie tot aan de Middeleeuwen in twee hoofdlijnen kunnen weergeven als het gaat om de gerichtheid op de filosofie (zie voor deze twee lijnen Richard Rubenstein, Kinderen van Aristoteles).
De ene lijn is die van Plato (427 v. Chr.-347 v. Chr.), Augustinus (354 v. Chr. - 430 v. Chr.) en Anselmus (1033-1109). Centraal in deze lijn staat het gericht zijn op het Hogere (God) en het gebrekkige van het ondermaanse leven. Op dit punt stemmen Plato en Augustinus overeen. Bij Augustinus en Anselmus is echter sprake van een negatief mensbeeld. De mens is door en door zondig en heeft het heil in Christus nodig. Bij Plato is de verkeerde neiging van de mens er slechts door een gebrek aan kennis.
De tweede lijn is die van Aristoteles (384 v. Chr. -322 v. Chr.) en Thomas van Aquino (1225-1274). Aquino heeft Aristoteles, een heidens filosoof, omgevormd tot een christelijk denker. Aristoteles stelde dat de mens van nature een sociaal wezen is die bereid is andere mensen te helpen. Aquino volgde Aristoteles op dit punt. Wel dient de genade de menselijke tekorten aan te vullen maar de genade heft de natuur niet op maar volmaakt haar.
Aristoteles (rechts) met Plato (links),
een fresco van Italiaanse schilder Rafaël (1483-1520)
Luther als moraaltheoloog
In 1508 werd Luther benoemd als professor in de moraaltheologie te Wittenberg. De ethiek in de tijd van Luther was verbonden met de Ethica Nicomachea van Aristoteles. Aristoteles had een deugdethiek. Een deugd staat volgens hem altijd in het midden tussen twee uitersten, zoals de deugd moed staat tussen lafheid en roekeloosheid (overmoed). In zijn fysica, de leer van de natuur stelt hij dat een eikel een neiging heeft een eikenboom te worden. Een eikel is dus in potentie een eikenboom. Wordt de eikel inderdaad een eikenboom dat is de potentie (aanleg) verwerkelijkt en actueel geworden (zie voorwoord op Ethica Nicomachea, uitgave van Damon, 2005, p32). De natuur heeft dus zijn aanleg. Zo is de mens ook in principe aangelegd om het goede te doen. Volgens Aristoteles kan de mens dus door oefening zijn mogelijkheden verwerkelijken en deugdzaam worden om uiteindelijk uit eigen kracht de volkomen gelukzaligheid te bereiken (H.N Hagoort, Wijsheid van het vlees. Over de 97 onbekende stellingen van Maarten Luther. p. 31).
De kerk in het spoor van filosofie
De kerk ging in dit spoor en leerde dat men die goede hoedanigheid door genade krijgt ingestort. De leer van Aristoteles kreeg een schijnbaar christelijk karakter. Zo leerde Aquino dat de leer van de rechtvaardiging uit vier elementen bestond. Het eerste element is de ingestorte genade (gratia infusa, een goede hoedanigheid ingegoten door de sacramenten), het tweede is dat door het geloof de wil wordt beïnvloed richting God. Het derde is de beïnvloeding van de vrij wil met betrekking tot de zonde. Tot slot de vergeving van de zonde (zie, www.crystalinks.com/aquinas.html). Met die potentiele genade, die men krijgt ingestort door de sacramenten moet de mens aan de slag om zo een goed en rechtvaardig mens te worden voor God. Dan heeft men de genade geactualiseerd en verwerkelijkt en dan mag men weten dat de zonde vergeven zijn. God zal er zijn goedkeuring over geven. Opvallend is de zeer samengestelde en ingewikkelde leer van de rechtvaardiging. Door de leer van de ingestorte genade wordt de mens weer geworpen op zichzelf en niet op de belofte van de vergeving van de zonde. (Het substantia denken met de gnadeneingiessung heeft het geestelijke leven en de leer van de rechtvaardiging in de boeien geslagen, stelt Hans Emil Weber, bron: C. Ouwendorp, Jeruzalem en Athene. Een blijvende worsteling in de theologie, p. 325). Gabriel Biel een vertegenwoordiger van een invloedrijke scholastieke stroming, waarin ook Luther als student werd geschoold, ging nog een stap verder dan Aquino. Biel leerde dat de mens dankzij diens verstand de vrij wil kan sturen richting het goede. De wil heeft het streefvermogen om een doel te bereiken en het verstand kan de wil sturen richting het goede. De wil is dus vrij en kan door het verstand het goede kiezen. God beloont dat. Christus is er alleen voor de kleine kinderen die niet het verstand hebben om het goede te kiezen (H.N Hagoort, Wijsheid van het vlees. Over de 97 onbekende stellingen van Maarten Luther. p. 31-33).
Luther krijgt onderwijs in de brief aan de Romeinen en door Augustinus
Luther vond geen rust. Hij merkte dat hij zondaar was en het goede niet kon doen. Hij kon niet uit de voeten met de leer van de ingestorte genade (gratia infusa). Hij ging naar de heilige stad Rome maar kwam ontsteld terug. Luther raakte alleen maar verder in de problemen en werpt zich op de bijbelwetenschappen. Door het lezen van de brief aan de Romeinen ontdekte Luther dat God niet alleen gerechtigheid eist zoals de kerk leerde maar dit ook schenkt als men in Jezus gelooft. Luther ontdekte dat Augustinus dit ook leerde in zijn geschrift De Geest en de letter (De spiritu et littera). Augustinus zegt in De Geest en de letter (De spiritu et littera, Agora-editie, p46) ): 'Want de wet geeft juist doordat zij gebiedt, dreigt en niemand rechtvaardigt heel duidelijk aan dat de mens door Gods gave wordt gerechtvaardigd met de hulp van de Geest (...) dat wil zeggen: door het geloof waarmee wij in Christus geloven.
Luther keert zich tegen Aristoteles. Luther ontdekte dus dat de mens geen vermogen heeft om God te dienen om op die wijze rechtvaardig te worden voor God. God spreekt de schuldige zondaar die Jezus en Zijn verdienste aangrijpt helemaal vrij, zo ontdekte hij. Door deze nieuwe zienswijze brak Luther met de leer van de scholastische kerk die gebaseerd was op Aristoteles. In 1517 schreef hij een geschrift tegen de scholastische theologie van de kerk: Disputatio contra scholasticam theologiam. Een geschrift met 97 stellingen tegen de scholastiek van de kerk. In een van zijn stellingen zegt hij: 'De gehele Aristoteles is voor de theologie als duisternis voor het licht' (zie C. Ouwendorp, Jeruzalem en Athene, p.130) Luther noemde Aristoteles een vlijtige ezel en Hij zei: 'Op niets ben ik zo gebrand als om die clown, die met zijn Griekse masker de kerk beduveld heeft, voor aller ogen te ontmaskeren...' Luther wilde Aristoteles dus graag ontmaskeren (zie de dissertatie van K.A. Bril, Westerse denkstructuren, p. 124)
Luther kiest voor de lijn van Augustinus
Luther richt zich niet meer op de scholastische leer van de kerk. Maar keerde terug naar de Schrift en naar Augustinus. Met name het geschrift De Geest en de letter (De spiritu et littera) waarin Augustinus de genadeleer van de apostel Paulus naar voren brengt, was in trek bij Luther. Dat is begrijpelijk want in De Geest en de letter stelt Augustinus dat Paulus zich keert tegen hoogmoedige mensen die over hun eigen werken opscheppen. Paulus doet dit om zo de genade van God onder de aandacht te brengen, stelt Augustinus. Niet voor niets luidt elke groet van Paulus aan de gemeente: Genade en vrede zij u van God onze Vader en van de Heere Jezus Christus (zie De Geest en de letter p.41). Luther stemde hier van harte mee in. Door zijn colleges over de brief aan de Romeinen was Luther ook tot de ontdekking gekomen dat dit de leer van de apostel Paulus is.
God rechtvaardigt goddelozen zonder de werken van de wet
God spreekt de goddeloze zondaar die Christus en Zijn verdienste aanneemt vrij. De zondaar hoeft niet eerst met de genade aan de slag om zich door het onderhouden van Gods wet aangenaam te maken voor God om dan vervolgens vrij gesproken te worden. God spreekt om de verdienste van Zijn Zoon zondaren vrij die door het geloof zich tot Christus en Zijn kruisverdienste wenden. Dat werd voortaan de leer van Luther nadat hij gebroken had met de scholastieke theologie van zijn kerk.