36. De bede om regering in het doopformulier
Wij bidden U ook, door Hem, Uw lieve Zoon, dat Gij dit kind met Uw Heilige Geest altijd wilt regeren,
Geen verbondsautomatisme
Weliswaar zijn alle dingen gereed, dat zagen we in de vorige bespreking, God heeft het kindje als kind van het verbond aangenomen. Wie echter leert dat het kindje vanwege deze doop zalig is, kan niet uit de voeten met dit gebed: 'Wij bidden U ook, door Hem, Uw lieve Zoon, dat Gij dit kind met Uw Heiligen Geest altijd wilt regeren'. Dat zou dan vanzelfsprekend moeren zijn. Wat God belooft, doet Hij ook zonder onze inspanning. Zonder onze inspanning!! Dit laatste is echter verbondsautomatisme. Men komt dit tegen in lichte – en zware kringen. In lichte kringen zegt men: je bent gedoopt dus komt het wel goed en in zware kringen zegt men: met de uitverkoren gedoopte kinderen komt het wel goed.
Biddend pleiten op de heerlijke beloften
Het reformatorisch doopformulier leert echter dat elk kindje in het verbond is en dat de Drie-enige God elk kindje wil zalig maken maar Hij wil er wel om gevraagd zijn. Daarom volgt na het dankgebed wat tot Gods eer is ook meteen het gebed om de uitwerking van de beloofde genade tot heil van het kindje. Bij de doop heeft de Drie-enige God met een eedzwering gezegd dat Hij geen lust heeft in de dood van het gedoopte kindje. Hij heeft er daarentegen juist zeer veel lust in dat het kindje terugkeert naar Hem als de Bron van alle leven. Het gebed van de ouders moet daarom voortdurend zijn of God de Vader vanwege Zijn lieve Zoon dit kindje wil regeren door Zijn Heilige Geest. Anders komt er niets van deze heerlijke beloften terecht en is men niet meditatief maar speculatief bezig met Gods heerlijke heil.
Deze gedachtegang is Bijbels
Ditzelfde lezen we in Ezechiël 36: 27: 'En Ik zal Mijn Geest geven in het binnenste van u; en Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen, en Mijn rechten zult bewaren en doe'. Deze heerlijke beloften zijn echter niet vanzelfsprekend. God wil er om gevraag zijn volgens Ezechiël want hij schrijft (36:37): Zo zegt de Heere HEERE: Daarenboven zal Ik hierom van het huis Israëls verzocht (er om gevraagd) worden, dat Ik het hun doe'.
Wij bidden U ook, door Hem, Uw lieve Zoon, dat Gij dit kind met Uw Heilige Geest altijd wilt regeren,
Geen verbondsautomatisme
Weliswaar zijn alle dingen gereed, dat zagen we in de vorige bespreking, God heeft het kindje als kind van het verbond aangenomen. Wie echter leert dat het kindje vanwege deze doop zalig is, kan niet uit de voeten met dit gebed: 'Wij bidden U ook, door Hem, Uw lieve Zoon, dat Gij dit kind met Uw Heiligen Geest altijd wilt regeren'. Dat zou dan vanzelfsprekend moeren zijn. Wat God belooft, doet Hij ook zonder onze inspanning. Zonder onze inspanning!! Dit laatste is echter verbondsautomatisme. Men komt dit tegen in lichte – en zware kringen. In lichte kringen zegt men: je bent gedoopt dus komt het wel goed en in zware kringen zegt men: met de uitverkoren gedoopte kinderen komt het wel goed.
Biddend pleiten op de heerlijke beloften
Het reformatorisch doopformulier leert echter dat elk kindje in het verbond is en dat de Drie-enige God elk kindje wil zalig maken maar Hij wil er wel om gevraagd zijn. Daarom volgt na het dankgebed wat tot Gods eer is ook meteen het gebed om de uitwerking van de beloofde genade tot heil van het kindje. Bij de doop heeft de Drie-enige God met een eedzwering gezegd dat Hij geen lust heeft in de dood van het gedoopte kindje. Hij heeft er daarentegen juist zeer veel lust in dat het kindje terugkeert naar Hem als de Bron van alle leven. Het gebed van de ouders moet daarom voortdurend zijn of God de Vader vanwege Zijn lieve Zoon dit kindje wil regeren door Zijn Heilige Geest. Anders komt er niets van deze heerlijke beloften terecht en is men niet meditatief maar speculatief bezig met Gods heerlijke heil.
Deze gedachtegang is Bijbels
Ditzelfde lezen we in Ezechiël 36: 27: 'En Ik zal Mijn Geest geven in het binnenste van u; en Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen, en Mijn rechten zult bewaren en doe'. Deze heerlijke beloften zijn echter niet vanzelfsprekend. God wil er om gevraag zijn volgens Ezechiël want hij schrijft (36:37): Zo zegt de Heere HEERE: Daarenboven zal Ik hierom van het huis Israëls verzocht (er om gevraagd) worden, dat Ik het hun doe'.