Het verbond in Genesis 2:16-17.
Dr. Burger en het werkverbond
In RD van 31 maart stond 'Een gereformeerde theologie zonder een werkverbond is een goede mogelijkheid, betoogde dr. J. M. Burger, universitair docent systematische theologie aan de Theologische Universiteit Kampen. (...) Volgens de spreker komt de notie van een verbond pas na de zondeval voor'. Het is niet precies duidelijk welke kant Burger op wil. Pelagius leerde dat de mens zonder erfzonde geboren is. Als de mens zondigt volgt hij Adam na maar het is geen gevolg van de val van Adam . Pelagius ontkende dus dat in Adam het gehele menselijke geslacht was gevallen. God had dus geen verbond gesloten met Adam waardoor hij alle mensen vertegenwoordigde. Die kant zal Burger vermoedelijk niet op willen...
We willen een kort onderzoek doen of de notie van een werkverbond terecht is of niet terecht is zoals Burger stelt.
De reformatie en het werkverbond
De reformatoren hebben geleerd dat God met Adam een verbond sloot. Door zijn val is de erfzonde in de wereld gekomen (Romeinen 5:12). Een man als Coccejus, een reformator van de tweede fase, die een uitgebreid boek over het verbond in de Bijbel schreef, begon met het werkverbond. Het genadeverbond zou volgens Coccejus in allerlei etappes de vloek van het verbroken werkverbond opheffen. Voor hem stond het werkverbond buiten kijf. Het genadeverbond zag hij als een opheffing van de vloek van het verbroken werkverbond. Uit zijn theologie van het verbond kan men opmaken, dat als het werkverbond niet verbroken zou zijn dan zou er geen genadeverbond nodig zijn geweest. Het genadeverbond veronderstelt dus een werkverbond want het genadeverbond heft de vloek van het verbroken werkverbond op. Deze twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden volgens Coccejus. Hij begon zijn boek over het genadeverbond om die reden met het werkverbond. Het genadeverbond heft de vloek van het werkverbond op, zij het in allerlei fasen.
Het werkverbond in Hosea 6:7
De naam werkverbond komt men niet tegen in het verbod in Genesis 2:16-17 maar dat zegt niet alles. Comrie haalt in zijn voorwoord bij een uitgave van 'Een beschouwing van het genadeverbond' van Thomas Boston Hosea 6:7 aan waar staat: 'Maar zij (Israël) hebben het verbond overtreden als Adam'. Comrie merkt op dat dit een zware aanklacht is tegen Israël want zij hebben net als Adam het verbond verbroken. Om die reden wordt een van de kinderen die Hosea bij de ontuchtige Gomer krijgt Lo Ammi genoemd wat 'niet Mijn volk' betekent. Kortom Hosea spreekt van een verbond dat God met Adam sloot.
Hosea 6:7 kan men ook anders lezen
Toch zijn er exegeten en theologen die Hosea 6:7 anders vertalen. Zij vertalen: 'Maar zij hebben het verbond overtreden als een mens'. Het grondwoord Adam kan men ook met mens vertalen. De vraag is of 'zij' die bedoeld worden in Hosea 6:7 geen mensen zijn. Men moet dan 'mens' lezen als een lichtzinnig mens. Een mens die alles gemakkelijk opvat. Dus zij, het heilige volk hebben het verbond overtreden als een mens die alle makkelijk opvat. De kanttekenaren van de SV brengen deze opvatting ter berde maar kiezen in eerste instantie voor Adam als persoon omdat dit aannemelijker is. Dat de profeten op de hoogte waren van het gevolg van de zonde van Adam blijkt uit Jesaja. Ook Jesaja wijst naar Adam, onder de noemer uw eerste vader, als hij de zonde van het volk aanwijst. Jesaja 43:27: 'Uw eerste vader heeft gezondigd, en uw uitleggers hebben tegen Mij overtreden' Andere vertalingen en uitleggers passen Hosea 6:7 een beetje aan en lezen: 'zij hebben het verbond overtreden als het verbond van een mens'. Het zou dan gaan om een verbond dat God sloot met Israël en dat Israël overtrad alsof het een verbond was met een mens. Op zich een aardige vondst maar men moet dan wel de oorspronkelijke tekst aanpassen. Men moet dan lezen wat er eigenlijk niet staat maar wat men graag wil dat er staat. Dit moet men ook als men vertaalt: Zij hebben het verbond overtreden in (de plaats) Adam/Adama. Men moet dan lezen in Adam/Adama lezen (be-adam/adama) terwijl er in het oorspronkelijke staat zoals adam (ke adam). Dit is een forse ingreep in de oorspronkelijke tekst die niet ondersteund wordt door andere handschriften of oude relevante vertalingen.
Het werkverbond in Romeinen 5:12
Ook als men Hosea 6:7 anders vertaalt, waarbij Adam als persoon verdwijnt, loopt men zonder de notie van een verbond van God met Adam vast met Romeinen 5:12. Daar staat: 'Daarom, gelijk door een mens de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood; en alzo de dood tot alle mensen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben'. Comrie en vele anderen reformatoren wijzen mijns inziens terecht op deze tekst.
De naam is afwezig maar de zaak niet.
Wat betreft de naam werkverbond kan men stellen dat Burger gelijk heeft dat men deze naam niet tegenkomt in Genesis 2:16-17. Maar ook het begrip opstanding komt men letterlijk niet tegen in de vijf boeken van Mozes. Jezus stelde echter tegenover de sadduceeën die de opstanding ontkenden omdat deze naam afwezig is in de vijf boeken van Mozes: 'Wat aangaat de opstanding der doden, hebt gij niet gelezen, hetgeen van God tot u gesproken is, Die daar zegt: 'Ik ben de God van Abraham en de God van Izak en de God van Jakob! God is niet een God der doden, maar der levenden'. Kortom Jezus toonde via Exodus 3:15 aan dat de opstanding daadwerkelijk aanwezig is in de vijf boeken van Mozes hoewel het woord opstanding afwezig is. Dit zelfde geldt Genesis 2:16-17. De schrijver gebruikte hier het woord 'verbond' nog niet maar hij laat zien dat God wel degelijk een afspraak maakte met Adam die gevolgen heeft voor hem en zijn nageslacht. Dat blijkt ook uit het verloop van de geschiedenis. Het begrip 'werkverbond' past om die reden uitstekend. Het laat zien dat er een afspraak is met Adam die hem en zijn nakomelingen aangaat en dat de voorwaarde van het eeuwige leven verbonden is met gehoorzaamheid aan God. De gehoorzaamheid van Adam is dus verdienstelijk en valt het beste te omschrijven als een werk.
De naam werkverbond.
Natuurlijk kan men Genesis 2:16-17 ook zien als een verbond ten leven in plaats van een werkverbond. Mits men maar aangeeft dat de weg ten leven de gehoorzaamheid van Adam aan God is. Het waren dus de goede werken die leiden zouden tot het eeuwige leven. Dit in tegenstelling tot het genadeverbond waar de weg ten leven er is dankzij het goede werk van Jezus en niet dankzij de goede werken van de gelovigen. Om die reden is het begrip werkverbond heel verhelderend. Het staat in contrast met het genadeverbond. Het werkverbond kon worden voldaan door de goede werken van onze eerste vader Adam maar deze viel (Romeinen 5:12). Het genadeverbond is volbracht door het goede werk van de laatste Adam, Jezus. Om die reden schreef Paulus aan de gelovigen in Filippi (Fil. 1:6): 'Vertrouwende dit dat Hij, Die in u een goed werk begonnen is, dat voleindigen zal tot op de dag van Jezus Christus'. Van de kant van de mens hoeft er niets meer bij. Daarom kan iedereen ongeacht de hoeveelheid zonde die men heeft gedaan, zalig worden. Alle dingen zijn gereed. God de Vader staat vol verwachting op de uitkijk. Hij ontfermt zich over verloren zondaren die tot Hem terugkeren en berouw tonen over hun verzondigde leven. Boven de deur van Zijn eeuwige huis staat: welkom thuis.
Dr. Burger en het werkverbond
In RD van 31 maart stond 'Een gereformeerde theologie zonder een werkverbond is een goede mogelijkheid, betoogde dr. J. M. Burger, universitair docent systematische theologie aan de Theologische Universiteit Kampen. (...) Volgens de spreker komt de notie van een verbond pas na de zondeval voor'. Het is niet precies duidelijk welke kant Burger op wil. Pelagius leerde dat de mens zonder erfzonde geboren is. Als de mens zondigt volgt hij Adam na maar het is geen gevolg van de val van Adam . Pelagius ontkende dus dat in Adam het gehele menselijke geslacht was gevallen. God had dus geen verbond gesloten met Adam waardoor hij alle mensen vertegenwoordigde. Die kant zal Burger vermoedelijk niet op willen...
We willen een kort onderzoek doen of de notie van een werkverbond terecht is of niet terecht is zoals Burger stelt.
De reformatie en het werkverbond
De reformatoren hebben geleerd dat God met Adam een verbond sloot. Door zijn val is de erfzonde in de wereld gekomen (Romeinen 5:12). Een man als Coccejus, een reformator van de tweede fase, die een uitgebreid boek over het verbond in de Bijbel schreef, begon met het werkverbond. Het genadeverbond zou volgens Coccejus in allerlei etappes de vloek van het verbroken werkverbond opheffen. Voor hem stond het werkverbond buiten kijf. Het genadeverbond zag hij als een opheffing van de vloek van het verbroken werkverbond. Uit zijn theologie van het verbond kan men opmaken, dat als het werkverbond niet verbroken zou zijn dan zou er geen genadeverbond nodig zijn geweest. Het genadeverbond veronderstelt dus een werkverbond want het genadeverbond heft de vloek van het verbroken werkverbond op. Deze twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden volgens Coccejus. Hij begon zijn boek over het genadeverbond om die reden met het werkverbond. Het genadeverbond heft de vloek van het werkverbond op, zij het in allerlei fasen.
Het werkverbond in Hosea 6:7
De naam werkverbond komt men niet tegen in het verbod in Genesis 2:16-17 maar dat zegt niet alles. Comrie haalt in zijn voorwoord bij een uitgave van 'Een beschouwing van het genadeverbond' van Thomas Boston Hosea 6:7 aan waar staat: 'Maar zij (Israël) hebben het verbond overtreden als Adam'. Comrie merkt op dat dit een zware aanklacht is tegen Israël want zij hebben net als Adam het verbond verbroken. Om die reden wordt een van de kinderen die Hosea bij de ontuchtige Gomer krijgt Lo Ammi genoemd wat 'niet Mijn volk' betekent. Kortom Hosea spreekt van een verbond dat God met Adam sloot.
Hosea 6:7 kan men ook anders lezen
Toch zijn er exegeten en theologen die Hosea 6:7 anders vertalen. Zij vertalen: 'Maar zij hebben het verbond overtreden als een mens'. Het grondwoord Adam kan men ook met mens vertalen. De vraag is of 'zij' die bedoeld worden in Hosea 6:7 geen mensen zijn. Men moet dan 'mens' lezen als een lichtzinnig mens. Een mens die alles gemakkelijk opvat. Dus zij, het heilige volk hebben het verbond overtreden als een mens die alle makkelijk opvat. De kanttekenaren van de SV brengen deze opvatting ter berde maar kiezen in eerste instantie voor Adam als persoon omdat dit aannemelijker is. Dat de profeten op de hoogte waren van het gevolg van de zonde van Adam blijkt uit Jesaja. Ook Jesaja wijst naar Adam, onder de noemer uw eerste vader, als hij de zonde van het volk aanwijst. Jesaja 43:27: 'Uw eerste vader heeft gezondigd, en uw uitleggers hebben tegen Mij overtreden' Andere vertalingen en uitleggers passen Hosea 6:7 een beetje aan en lezen: 'zij hebben het verbond overtreden als het verbond van een mens'. Het zou dan gaan om een verbond dat God sloot met Israël en dat Israël overtrad alsof het een verbond was met een mens. Op zich een aardige vondst maar men moet dan wel de oorspronkelijke tekst aanpassen. Men moet dan lezen wat er eigenlijk niet staat maar wat men graag wil dat er staat. Dit moet men ook als men vertaalt: Zij hebben het verbond overtreden in (de plaats) Adam/Adama. Men moet dan lezen in Adam/Adama lezen (be-adam/adama) terwijl er in het oorspronkelijke staat zoals adam (ke adam). Dit is een forse ingreep in de oorspronkelijke tekst die niet ondersteund wordt door andere handschriften of oude relevante vertalingen.
Het werkverbond in Romeinen 5:12
Ook als men Hosea 6:7 anders vertaalt, waarbij Adam als persoon verdwijnt, loopt men zonder de notie van een verbond van God met Adam vast met Romeinen 5:12. Daar staat: 'Daarom, gelijk door een mens de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood; en alzo de dood tot alle mensen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben'. Comrie en vele anderen reformatoren wijzen mijns inziens terecht op deze tekst.
De naam is afwezig maar de zaak niet.
Wat betreft de naam werkverbond kan men stellen dat Burger gelijk heeft dat men deze naam niet tegenkomt in Genesis 2:16-17. Maar ook het begrip opstanding komt men letterlijk niet tegen in de vijf boeken van Mozes. Jezus stelde echter tegenover de sadduceeën die de opstanding ontkenden omdat deze naam afwezig is in de vijf boeken van Mozes: 'Wat aangaat de opstanding der doden, hebt gij niet gelezen, hetgeen van God tot u gesproken is, Die daar zegt: 'Ik ben de God van Abraham en de God van Izak en de God van Jakob! God is niet een God der doden, maar der levenden'. Kortom Jezus toonde via Exodus 3:15 aan dat de opstanding daadwerkelijk aanwezig is in de vijf boeken van Mozes hoewel het woord opstanding afwezig is. Dit zelfde geldt Genesis 2:16-17. De schrijver gebruikte hier het woord 'verbond' nog niet maar hij laat zien dat God wel degelijk een afspraak maakte met Adam die gevolgen heeft voor hem en zijn nageslacht. Dat blijkt ook uit het verloop van de geschiedenis. Het begrip 'werkverbond' past om die reden uitstekend. Het laat zien dat er een afspraak is met Adam die hem en zijn nakomelingen aangaat en dat de voorwaarde van het eeuwige leven verbonden is met gehoorzaamheid aan God. De gehoorzaamheid van Adam is dus verdienstelijk en valt het beste te omschrijven als een werk.
De naam werkverbond.
Natuurlijk kan men Genesis 2:16-17 ook zien als een verbond ten leven in plaats van een werkverbond. Mits men maar aangeeft dat de weg ten leven de gehoorzaamheid van Adam aan God is. Het waren dus de goede werken die leiden zouden tot het eeuwige leven. Dit in tegenstelling tot het genadeverbond waar de weg ten leven er is dankzij het goede werk van Jezus en niet dankzij de goede werken van de gelovigen. Om die reden is het begrip werkverbond heel verhelderend. Het staat in contrast met het genadeverbond. Het werkverbond kon worden voldaan door de goede werken van onze eerste vader Adam maar deze viel (Romeinen 5:12). Het genadeverbond is volbracht door het goede werk van de laatste Adam, Jezus. Om die reden schreef Paulus aan de gelovigen in Filippi (Fil. 1:6): 'Vertrouwende dit dat Hij, Die in u een goed werk begonnen is, dat voleindigen zal tot op de dag van Jezus Christus'. Van de kant van de mens hoeft er niets meer bij. Daarom kan iedereen ongeacht de hoeveelheid zonde die men heeft gedaan, zalig worden. Alle dingen zijn gereed. God de Vader staat vol verwachting op de uitkijk. Hij ontfermt zich over verloren zondaren die tot Hem terugkeren en berouw tonen over hun verzondigde leven. Boven de deur van Zijn eeuwige huis staat: welkom thuis.