Ik zal niet sterven maar leven...
De rijksdag te Augsburg
In het begin van het jaar 1530 maakte keizer Karel V bekend dat te Augsburg een Rijksdag zou worden gehouden. Hij hoopte dat de protestantse en roomse theologen er samen uit zouden komen om de ontstane tweedracht bij te leggen. Melanchton zou als woordvoerder van de protestanten optreden, omdat Luther, getroffen door de ban van rijk en kerk niet welkom was. Om toch met zijn vrienden contact te houden verbleef Luther op het slot de Coburg. Hier bleef hij op de hoogte van het gebeuren in Augsburg.
Luther stemde in met de voorzichtige formuleringen van Melanchton maar zei wel: 'Ik kan niet zo voorzichtig op mij tenen lopen'. De protestantse kerk werd benauwd en bedreigd maar toch was Luther die zich lichamelijk zwak voelde vol moed en schreef met krijt op de wand van zijn kamer Psalm 118 vers 17: 'Ik zal niet sterven maar leven; en ik zal de werken van de HEERE vertellen' Maar hij deed meer. Hij schreef ook nog eens een commentaar op Psalm 118. We willen bij vers 17 even stilstaan.
Ik zal niet sterven
Luther merkt op bij dit vers dat het vooral de duivel is die een ziel zal benauwen en zal stellen dat men geen heil bij God heeft. De duivel zal een gelovige op diens sterfbed benauwen en wijzen op diens tekorten maar Luther zegt: 'Mijn sterkte is niet mijn eigen sterkte, de Heere is mijn sterkte'. Men mag zeggen door het geloof: 'ik hoef niet te sterven duivel maar ik zal leven'. Maar hoe zit het met de martelaren? Die zijn toch gestorven? Luther stelt dat de Heere wel kastijdt. De wereld en het vlees zeggen: is dat geen sterven? Johannes Hus werd verbrand? Toch leren de heiligen dit vers zingen: 'Ik zal niet sterven maar leven'. De gelovige klemt zich vast aan dit troostvolle woord. De dichter van deze Psalm voelt de dood wel en weet dat de dood komen zal maar hij weigert de dood het laatste woord te geven en weigert 'de dood' bij naam te noemen want Christus heeft de dood overwonnen. De gelovigen sterven wel maar leven vervolgens voor eeuwig bij Hem. Om die reden is de dood geen echte dood maar een doorgang tot het eeuwige leven met Hem.
(Bron: Maarten Luther 'Laat ieder 's Heeren goedheid loven. Het heerlijke Confitemini. Vertaald en verzorgd door P. den Ouden).
De rijksdag te Augsburg
In het begin van het jaar 1530 maakte keizer Karel V bekend dat te Augsburg een Rijksdag zou worden gehouden. Hij hoopte dat de protestantse en roomse theologen er samen uit zouden komen om de ontstane tweedracht bij te leggen. Melanchton zou als woordvoerder van de protestanten optreden, omdat Luther, getroffen door de ban van rijk en kerk niet welkom was. Om toch met zijn vrienden contact te houden verbleef Luther op het slot de Coburg. Hier bleef hij op de hoogte van het gebeuren in Augsburg.
Luther stemde in met de voorzichtige formuleringen van Melanchton maar zei wel: 'Ik kan niet zo voorzichtig op mij tenen lopen'. De protestantse kerk werd benauwd en bedreigd maar toch was Luther die zich lichamelijk zwak voelde vol moed en schreef met krijt op de wand van zijn kamer Psalm 118 vers 17: 'Ik zal niet sterven maar leven; en ik zal de werken van de HEERE vertellen' Maar hij deed meer. Hij schreef ook nog eens een commentaar op Psalm 118. We willen bij vers 17 even stilstaan.
Ik zal niet sterven
Luther merkt op bij dit vers dat het vooral de duivel is die een ziel zal benauwen en zal stellen dat men geen heil bij God heeft. De duivel zal een gelovige op diens sterfbed benauwen en wijzen op diens tekorten maar Luther zegt: 'Mijn sterkte is niet mijn eigen sterkte, de Heere is mijn sterkte'. Men mag zeggen door het geloof: 'ik hoef niet te sterven duivel maar ik zal leven'. Maar hoe zit het met de martelaren? Die zijn toch gestorven? Luther stelt dat de Heere wel kastijdt. De wereld en het vlees zeggen: is dat geen sterven? Johannes Hus werd verbrand? Toch leren de heiligen dit vers zingen: 'Ik zal niet sterven maar leven'. De gelovige klemt zich vast aan dit troostvolle woord. De dichter van deze Psalm voelt de dood wel en weet dat de dood komen zal maar hij weigert de dood het laatste woord te geven en weigert 'de dood' bij naam te noemen want Christus heeft de dood overwonnen. De gelovigen sterven wel maar leven vervolgens voor eeuwig bij Hem. Om die reden is de dood geen echte dood maar een doorgang tot het eeuwige leven met Hem.
(Bron: Maarten Luther 'Laat ieder 's Heeren goedheid loven. Het heerlijke Confitemini. Vertaald en verzorgd door P. den Ouden).