Psalm 51 David laat zich profetisch corrigeren en bid om vergeving
In de HSV
Historische achtergrond 2 Samuel 12
1 Een psalm van David, voor de koorleider
2 toen de profeet Nathan bij hem was gekomen, nadat hij bij Bathseba was gekomen
Gebed om genade
3. Wees mij genadig, o God, overeenkomstig Uw goedertierenheid,
delg mijn overtreding uit overeenkomstig Uw grote barmhartigheid (letterlijk: barmhartigheden).
4. Was mij schoon van mijn ongerechtigheid,
reinig mij van mijn zonde.
5. Want ík ken mijn overtredingen,
mijn zonde staat mij voortdurend voor ogen.
Schuldbelijdenis
6. Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd,
ik heb gedaan wat kwaad is in Uw ogen,
zodat U rechtvaardig bent wanneer U rechtspreekt
en rein bent wanneer U oordeelt.
De belijdenis van erfzonde
7. Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren,
in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen.
8. Zie, U vindt vreugde in waarheid in het binnenste,
in het verborgene maakt U mij wijsheid bekend.
Bede om herstel en Gods gunst
9. Ontzondig mij met hysop, dan zal ik rein zijn,
was mij, dan zal ik witter zijn dan sneeuw.
10. Doe mij vreugde en blijdschap horen;
laat de beenderen zich verheugen die U verbrijzeld hebt.
11. Verberg Uw aangezicht voor mijn zonden;
delg al mijn ongerechtigheden uit.
Gebed om vernieuwing en het werk van de Geest
12. Schep mij een rein hart, o God,
en vernieuw in mijn binnenste een standvastige geest.
13. Verwerp mij niet van voor Uw aangezicht
en neem Uw Heilige Geest niet van mij weg.
Gebed en gelofte: dan zal ik...
14. Geef mij de vreugde over Uw heil terug,
ondersteun mij met een geest van vrijmoedigheid.
15. Dan zal ik overtreders Uw wegen leren
en zondaars zullen zich tot U bekeren.
Gebed en gelofte: dan zal ik...
16. Red mij van bloedschulden, o God, God van mijn heil,
dan zal mijn tong vrolijk zingen van Uw gerechtigheid.
17. Heere, open mijn lippen;
dan zal mijn mond Uw lof verkondigen.
Gods offers, zie Psalm 50:8-11 (God heeft alles al in materieel opzicht maar Hij wil vooral ons hart hebben)
18. Want U vindt geen vreugde in offers, anders zou ik ze brengen;
in brandoffers schept U geen behagen.
19. De offers voor God zijn een gebroken geest;
een verbrijzeld en verslagen hart zult U, o God, niet verachten.
Gebed voor heel Sion
20. Doe goed aan Sion, naar Uw welbehagen;
bouw de muren van Jeruzalem op.
21. Dan zult U vreugde vinden in offers van gerechtigheid,
in een brandoffer en een offer dat geheel verteerd wordt;
dan zal men jonge stieren offeren op Uw altaar.
De taak van de profeet (Nathan)
Om Israel bij het woord te houden moesten de ouders hun kinderen opvoeden in Gods Woord (Deuteronomium 6) en moest de koning regeren vanuit Gods wet. Hij moest een afschrift van Gods wet (Thora) hebben (Deuteronomium 17:18: in de Griekse vertaling: deuteronomion δευτερονόμιον: afschrift, kopie) en daar vanuit regeren (Deuteronomium 17:19) Maar wanneer de ouders en de koning faalden kwam de profeet om namens God de zaak te corrigeren en op te roepen om terug te keren naar Gods Woord (Thora) (zie Deuteronomium 18).
Om Gods Woord (thora) te waarborgen waren er:
1) de ouders door de opvoeding (Deuteronomium 6)
2) de koning door regeren naar Gods wet/woord (Deuteronomium 17:14-20)
3) als laatste redmiddel de profeet ter correctie (Deuteronomium 18).
David blijkt een kind van God te zijn en hij laat zich corrigeren. Hij komt blijkens Psalm 51 tot inkeer. Koning Jojakim laat zich echter door Jeremia niet gezeggen (Jeremia 36). We lezen in Jeremia 36:22-23 als Jeremia een boekrol heeft gestuurd met een aanklacht tegen de koning en het volk het volgende: Terwijl de koning (Jojakim) in het winterpaleis zat – het was de negende maand – met vóór hem een brandend kolenbekken, gebeurde het, zodra Jehudi drie of vier kolommen had voorgelezen, dat de koning (Jojakim) ze met een schrijversmes afsneed en in het vuur wierp dat in het kolenbekken was, totdat heel de rol verteerd was in het vuur dat in het kolenbekken was".
Gods gerechtigheid
Gods gerechtigheid is dat God de schuldige niet onschuldig houdt en de kwade handelingen straft. Maar in deze Psalm is Gods gerechtigheid anders van aard. David zegt (vers 16): Red mij van bloedschulden, o God, God van mijn heil,
dan zal mijn tong vrolijk zingen van Uw gerechtigheid.
Luther had deze Psalm lief omdat hij zag dat Gods gerechtigheid niet alleen een eis is om voor God te leven maar ook een geschenk. God schenkt vergeving.
Bede om hernieuwde vreugde
David zegt: 14. Geef mij de vreugde over Uw heil terug. David had Gods heil al beleefd maar nu verlangt hij er naar terug. Ten diepste is de gelovige in Gods hand ook als deze in de zonde valt maar de gelovige mist dan wel de vreugde van Gods heil.
Gods offers vragen ons hart
In Psalm 50:8-11 staat dat God de offers ten diepste van mensen niet nodig heeft. Alles is van God als het om het materiele gaat. In Psalm 51 laat David zien dat het beste offer (Latijn offer, aandragen, aanbieding) aan God is een gebroken hart. De offerdienst verwoordde als het goed is wat er in het hart leeft. In Joël 2:13 zegt God "En scheur uw hart en niet uw kleren. Bekeer u tot de HEERE, uw God, want Hij is genadig en barmhartig, geduldig en rijk aan goedertierenheid, en Hij heeft berouw over het kwaad". Rouwrituelen zijn mooi maar het gaat God om het hart en als dat hart verscheurd is door verdriet vanwege het verkeerde wat wij God hebben aangedaan dan moeten we ons keren tot Hem. God is genadig, geduldig etc. God laat zich dus in Zijn hart kijken wat bewogen is met gevallen zondaren.
Maar is David dan tegen de offerdienst? Nee, hij gebruikt zelf een term uit de offerdienst: ontzondig mij met hysop.
Dat werd gebruikt bij de genezing van een melaatse.
Ook God zegt niet door monde van de profeet Joël zegt niet dat rouwrituelen niet mogen als Hij zegt: scheur uw hart en niet uw klederen dan duit het grondwoord voor niet (hier staat 'al') op een eenmalige zaak. Niet op een altijd geldend gebod zoals in de 10 geboden: gij zult niet (daar staat de algemene ontkenning 'lo')
De belijdenis van erfzonde
7. Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren,
in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen.
Zie, let erop. David vestigt alle aandacht op de erfzonde niet als excuses maar wel al het probleem. Vanwege de erfzonde is een beetje repareren niet genoeg. Om die reden pleit hij 12. Schep mij een rein hart, o God,
en vernieuw in mijn binnenste een standvastige geest. 13. Verwerp mij niet van voor Uw aangezicht en neem Uw Heilige Geest niet van mij weg.
Een heerlijke bede: Delg mijn overtreding uit
In vers 3 staat: "Delg (מְחֵה) mijn overtreding uit". Dit woord wordt ook gebruikt om zondaren uit te delgen/vernietigen en wel in Genesis 6:7 bij de zondvloed: "En de HEERE zei: Ik zal de mens, die Ik geschapen heb, van de aardbodem VERDELGEN, van de mens tot het vee, tot de kruipende dieren en tot de vogels in de lucht toe, want Ik heb er berouw over dat Ik hen gemaakt heb". David kent Gods barmhartigheden en hij pleit erop dat God niet hem uitdelgt maar alleen zijn zonde. Dit kan God alleen doen door de verdienste van Christus zo weten wij vanuit het Nieuwe Testament (Romeinen 3). In Jesaja 43 doet God zelf het genadevoorstel aan het zondige volk van Israel: " Ik, Ik ben het Die uw overtredingen uitdelgt omwille van Mijzelf,
en aan uw zonden denk Ik niet". God doet het niet omwille van Israel (wegens hun verdienste) maar wel terwille van Israel.
God zou eigenlijk Israel moet uitdelgen!! Let er op dat alle nadruk valt op ik (anie): IK (ANIE) IK (ANIE) ben het Die uw overtredingen (meervoud) uitdelgt...". Hij doet het Hij alleen die alle recht heeft om Israel uit te delgen.
In de HSV
Historische achtergrond 2 Samuel 12
1 Een psalm van David, voor de koorleider
2 toen de profeet Nathan bij hem was gekomen, nadat hij bij Bathseba was gekomen
Gebed om genade
3. Wees mij genadig, o God, overeenkomstig Uw goedertierenheid,
delg mijn overtreding uit overeenkomstig Uw grote barmhartigheid (letterlijk: barmhartigheden).
4. Was mij schoon van mijn ongerechtigheid,
reinig mij van mijn zonde.
5. Want ík ken mijn overtredingen,
mijn zonde staat mij voortdurend voor ogen.
Schuldbelijdenis
6. Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd,
ik heb gedaan wat kwaad is in Uw ogen,
zodat U rechtvaardig bent wanneer U rechtspreekt
en rein bent wanneer U oordeelt.
De belijdenis van erfzonde
7. Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren,
in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen.
8. Zie, U vindt vreugde in waarheid in het binnenste,
in het verborgene maakt U mij wijsheid bekend.
Bede om herstel en Gods gunst
9. Ontzondig mij met hysop, dan zal ik rein zijn,
was mij, dan zal ik witter zijn dan sneeuw.
10. Doe mij vreugde en blijdschap horen;
laat de beenderen zich verheugen die U verbrijzeld hebt.
11. Verberg Uw aangezicht voor mijn zonden;
delg al mijn ongerechtigheden uit.
Gebed om vernieuwing en het werk van de Geest
12. Schep mij een rein hart, o God,
en vernieuw in mijn binnenste een standvastige geest.
13. Verwerp mij niet van voor Uw aangezicht
en neem Uw Heilige Geest niet van mij weg.
Gebed en gelofte: dan zal ik...
14. Geef mij de vreugde over Uw heil terug,
ondersteun mij met een geest van vrijmoedigheid.
15. Dan zal ik overtreders Uw wegen leren
en zondaars zullen zich tot U bekeren.
Gebed en gelofte: dan zal ik...
16. Red mij van bloedschulden, o God, God van mijn heil,
dan zal mijn tong vrolijk zingen van Uw gerechtigheid.
17. Heere, open mijn lippen;
dan zal mijn mond Uw lof verkondigen.
Gods offers, zie Psalm 50:8-11 (God heeft alles al in materieel opzicht maar Hij wil vooral ons hart hebben)
18. Want U vindt geen vreugde in offers, anders zou ik ze brengen;
in brandoffers schept U geen behagen.
19. De offers voor God zijn een gebroken geest;
een verbrijzeld en verslagen hart zult U, o God, niet verachten.
Gebed voor heel Sion
20. Doe goed aan Sion, naar Uw welbehagen;
bouw de muren van Jeruzalem op.
21. Dan zult U vreugde vinden in offers van gerechtigheid,
in een brandoffer en een offer dat geheel verteerd wordt;
dan zal men jonge stieren offeren op Uw altaar.
De taak van de profeet (Nathan)
Om Israel bij het woord te houden moesten de ouders hun kinderen opvoeden in Gods Woord (Deuteronomium 6) en moest de koning regeren vanuit Gods wet. Hij moest een afschrift van Gods wet (Thora) hebben (Deuteronomium 17:18: in de Griekse vertaling: deuteronomion δευτερονόμιον: afschrift, kopie) en daar vanuit regeren (Deuteronomium 17:19) Maar wanneer de ouders en de koning faalden kwam de profeet om namens God de zaak te corrigeren en op te roepen om terug te keren naar Gods Woord (Thora) (zie Deuteronomium 18).
Om Gods Woord (thora) te waarborgen waren er:
1) de ouders door de opvoeding (Deuteronomium 6)
2) de koning door regeren naar Gods wet/woord (Deuteronomium 17:14-20)
3) als laatste redmiddel de profeet ter correctie (Deuteronomium 18).
David blijkt een kind van God te zijn en hij laat zich corrigeren. Hij komt blijkens Psalm 51 tot inkeer. Koning Jojakim laat zich echter door Jeremia niet gezeggen (Jeremia 36). We lezen in Jeremia 36:22-23 als Jeremia een boekrol heeft gestuurd met een aanklacht tegen de koning en het volk het volgende: Terwijl de koning (Jojakim) in het winterpaleis zat – het was de negende maand – met vóór hem een brandend kolenbekken, gebeurde het, zodra Jehudi drie of vier kolommen had voorgelezen, dat de koning (Jojakim) ze met een schrijversmes afsneed en in het vuur wierp dat in het kolenbekken was, totdat heel de rol verteerd was in het vuur dat in het kolenbekken was".
Gods gerechtigheid
Gods gerechtigheid is dat God de schuldige niet onschuldig houdt en de kwade handelingen straft. Maar in deze Psalm is Gods gerechtigheid anders van aard. David zegt (vers 16): Red mij van bloedschulden, o God, God van mijn heil,
dan zal mijn tong vrolijk zingen van Uw gerechtigheid.
Luther had deze Psalm lief omdat hij zag dat Gods gerechtigheid niet alleen een eis is om voor God te leven maar ook een geschenk. God schenkt vergeving.
Bede om hernieuwde vreugde
David zegt: 14. Geef mij de vreugde over Uw heil terug. David had Gods heil al beleefd maar nu verlangt hij er naar terug. Ten diepste is de gelovige in Gods hand ook als deze in de zonde valt maar de gelovige mist dan wel de vreugde van Gods heil.
Gods offers vragen ons hart
In Psalm 50:8-11 staat dat God de offers ten diepste van mensen niet nodig heeft. Alles is van God als het om het materiele gaat. In Psalm 51 laat David zien dat het beste offer (Latijn offer, aandragen, aanbieding) aan God is een gebroken hart. De offerdienst verwoordde als het goed is wat er in het hart leeft. In Joël 2:13 zegt God "En scheur uw hart en niet uw kleren. Bekeer u tot de HEERE, uw God, want Hij is genadig en barmhartig, geduldig en rijk aan goedertierenheid, en Hij heeft berouw over het kwaad". Rouwrituelen zijn mooi maar het gaat God om het hart en als dat hart verscheurd is door verdriet vanwege het verkeerde wat wij God hebben aangedaan dan moeten we ons keren tot Hem. God is genadig, geduldig etc. God laat zich dus in Zijn hart kijken wat bewogen is met gevallen zondaren.
Maar is David dan tegen de offerdienst? Nee, hij gebruikt zelf een term uit de offerdienst: ontzondig mij met hysop.
Dat werd gebruikt bij de genezing van een melaatse.
Ook God zegt niet door monde van de profeet Joël zegt niet dat rouwrituelen niet mogen als Hij zegt: scheur uw hart en niet uw klederen dan duit het grondwoord voor niet (hier staat 'al') op een eenmalige zaak. Niet op een altijd geldend gebod zoals in de 10 geboden: gij zult niet (daar staat de algemene ontkenning 'lo')
De belijdenis van erfzonde
7. Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren,
in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen.
Zie, let erop. David vestigt alle aandacht op de erfzonde niet als excuses maar wel al het probleem. Vanwege de erfzonde is een beetje repareren niet genoeg. Om die reden pleit hij 12. Schep mij een rein hart, o God,
en vernieuw in mijn binnenste een standvastige geest. 13. Verwerp mij niet van voor Uw aangezicht en neem Uw Heilige Geest niet van mij weg.
Een heerlijke bede: Delg mijn overtreding uit
In vers 3 staat: "Delg (מְחֵה) mijn overtreding uit". Dit woord wordt ook gebruikt om zondaren uit te delgen/vernietigen en wel in Genesis 6:7 bij de zondvloed: "En de HEERE zei: Ik zal de mens, die Ik geschapen heb, van de aardbodem VERDELGEN, van de mens tot het vee, tot de kruipende dieren en tot de vogels in de lucht toe, want Ik heb er berouw over dat Ik hen gemaakt heb". David kent Gods barmhartigheden en hij pleit erop dat God niet hem uitdelgt maar alleen zijn zonde. Dit kan God alleen doen door de verdienste van Christus zo weten wij vanuit het Nieuwe Testament (Romeinen 3). In Jesaja 43 doet God zelf het genadevoorstel aan het zondige volk van Israel: " Ik, Ik ben het Die uw overtredingen uitdelgt omwille van Mijzelf,
en aan uw zonden denk Ik niet". God doet het niet omwille van Israel (wegens hun verdienste) maar wel terwille van Israel.
God zou eigenlijk Israel moet uitdelgen!! Let er op dat alle nadruk valt op ik (anie): IK (ANIE) IK (ANIE) ben het Die uw overtredingen (meervoud) uitdelgt...". Hij doet het Hij alleen die alle recht heeft om Israel uit te delgen.