Het Hooglied een liefdeslied par excellence
Een liefdeslied over een jongen en een meisje
Het Hooglied kun je letterlijk opvatten als een lied van liefde tussen een jongen en meisje. Het Hooglied bezingt dan deze liefde die in het paradijs volmaakt was maar nu geschonden maar door de HEERE weer enigszins herstelt. Het Hooglied bezingt dan de ideale liefde tussen één man en één vrouw. Dat hogere ideaal kenden de volken rondom Israël niet.
Hooglied gaat een spade dieper
De vraag is echter of Hooglied dan niet een te hoog ideaal neerzet. In de Bijbel komen we de gebrokenheid van de liefde tussen man en vrouw tegen als Paulus schrijft aan de mannen (Efeze 5:25): " Mannen, heb uw eigen vrouw lief, zoals ook Christus de gemeente liefgehad heeft en Zich voor haar heeft overgegeven". In het Hooglied heeft de Bruidegom zijn bruid steeds lief. Voor de Bruidegom is die aansporing niet nodig.
Volgens dr. H. Post bijvoorbeeld (in zijn boek over Hooglied) gaat het Hooglied slechts over de liefde tussen een jongen en meisje. De vraag is of je op deze manier Hooglied niet te laag inschat. Alleen al de Hebreeuwse naam sjier hasjsjieriem lied van (alle) liederen geeft aan dat het om de overtreffende trap gaat. Het is niet zomaar een lied.
Deze overtreffende trap van de liefde krijgt mijns inziens inhoud en glans in Hooglied als de bruid de liefde beschrijft van haar Bruidegom (8:7): " Vele wateren kunnen de liefde niet uitblussen en rivieren spoelen haar niet weg". Niet voor niets wijst de kanttekening van de Statenvertaling naar Romeinen 8: 38-39: "Want ik ben ervan overtuigd dat noch dood, (....) noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heere".
Ook de zin van de bruid (5:2) "ik sliep maar mijn hart waakte" laat zich het beste verklaren vanuit het geestelijke leven. Er is sprake van een verachtering van de bruid in de genade maar in haar hart leeft nog wel het door God gewerkte verlangen. De liefde van haar kant staat op de waakvlam. Die van Hem staat in brand en is onuitblusbaar (8:7) en zo liggen de zaken geestelijk veelal.
Een protestlied
Mimi Deckers-Dijs neemt het Hooglied niet alleen letterlijk maar zij ontkent het auteurschap van Salomo en plaatst het boek na ballingschap dus in een nieuwe context. Men die nieuwe context kan zij haar punt maken. Ze ziet Hooglied als "Een liefdeslied als protest". Dit is de samenvattende inhoud van haar boek over Hooglied (met al titel: Een liefdeslied als protest) Wanneer ballingen weer terugkeren in hun eigen land Israël, soms met hun buitenlandse vrouwen, ontdekken zij dat ook volksgenoten die niet in ballingschap zijn afgevoerd, soms getrouwd zijn met niet-Hebreeuwse vrouwen. Dit zorgt voor een botsing van culturen, zoals die in iedere tijd voorkomt. In het Bijbelboek Ezra-Nehemia komt deze botsing van culturen ter sprake. Buitenlandse vrouwen kunnen gewoon worden teruggestuurd. Maar is dit wel Gods wil? In Hooglied komt volgens haar een openlijke waardering naar voren, niet alleen voor de waardigheid en integriteit van de vrouw in het algemeen, maar ook voor de buitenlandse vrouw in het bijzonder.
Een huwelijkslied van koning Salomo met een diepere laag
De naam Sulamith is de vrouwelijke vorm van Salomo. Hij heet zeg maar Freek (Vrede) en zij Frederika. De kanttekening van de Statenvertaling stelt dat dit lied gemaakt is toen Salomo trouwde (met de dochter van farao) maar dit lied gaat dieper namelijk over Christus en Zijn bruid volgens de kanttekening van Statenvertaling
De geestelijke uitleg van Hooglied
Geestelijke uitleg van het Hooglied kun je verdelen in typologisch en de allegorie. Bij de typologische uitleg is de Bruidegom het type van Christus en de bruid het type van de gelovigen. Niet alles wordt vergeestelijkt. Dat gebeurt wel als men Hooglied als een allegorie leest. Dat zit achter elk detail een geestelijke zaak. De typologische uitleg is om die reden vooral veiliger. Het Hooglied lezen als een allegorie is een discutabele onderneming waarbij men het Hooglied al gauw laat buikspreken volgens dr. G. Ch Aalders in Hooglied (Uit het COT). De vraag is wel of er een demarcatie lijn valt te ontdekken tussen allegorie en typologie. Dat vraagt dan weer om richtlijnen. Bijvoorbeeld om deze richtlijn: in hoeverre loopt een vergeestelijking in de pas met de rest van de Schrift?
De visie van M A Beek in wegen en voetsporen
Rabbi Akiva zag Hooglied als het grootste geschenk. Wie Hooglied niet allegorisch leest zal niet in de hemel komen volgens Rabbi Akiva Hij zei: "Alle liederen in de Schrift zijn heilig, maar het Hooglied is aller heiligst.
Volgens M. A Beek is het Hooglied door de Joden opgenomen in de canon vanwege de allegorische uitleg.
M. A Beek wijst verder nog op de Bruidsmystiek in Hosea Ik zal u ondertrouwen en de woestijntijd als de tijd van de minne in Hosea. Daar trouwde God Zijn bruid... Maar ook Ezechiël 16.
Volgens de aloude traditie der Synagoge is het Hooglied eene allegorie (of, zoo men wil, eene parabel) op de huwelijksverhouding tusschen Jahwe en zijn volk Israël: ‘Salomon’ is de hemelsche Koning en ‘Sulamith’ Israël. Voor die traditie getuigen reeds de oude rabbijnen in de Misjna uit de eerste en het begin der tweede eeuw: Gamaliël, R. Josua, R. Akiba, R. Papias. Ook het apokriefe boek IV Esdras (waarschijnlijk uit de tweede helft der eerste eeuw) zinspeelt op deze allegorische verklaring: V 24 ald. heet Israël de lelie onder de bloemen (Cant. II 1 en 2), v. 26 de duif onder de vogels (Cant. II 14, VI 8).
Psalm 45 als sleutel voor het Hooglied
De sleutel tot verstand van het Hooglied wordt ons aan de hand gedaan door een eigenaardig lied dat in het Boek der Psalmen staat, n.l. Ps. XLIV (Hebr. XLV). De titel zegt ons dat het een ‘lied van liefde’ is. De dichter wijdt zijn lied aan een ‘koning’ (v. 2) en bezingt hem in volle begeestering: Schoon zijt gij boven mensenzonen, uitgegoten is lieflijkheid op uw lippen, daarom zegende u God voor eeuwig Zoo blijkt dat deze psalm nauw verwant is aan het Hooglied. Hij is eene allegorie, waardoor de typisch-allegorische zin van het Hooglied in het licht wordt gesteld. Welke van de twee het eerst ontstaan is, valt moeilijk uit te maken.
De nauwe verwantschap tusschen de twee blijkt bovendien uit verschillende parallellen, waarop wij in onze aanteekeningen zullen wijzen. Reeds de naam ‘Liefdelied’ zegt genoeg.
Rabbijn prof. Efraim Sprecher zegt:
Wij hebben de gewoonte om op de Sjabbat tijdens Pesach Sjier Hasjieriem te zingen. Hier zijn verschillende redenen voor waarom wij dit doen. Een daarvan is dat Pesach in de maand van de lente (Chodesj Ha’aviv) valt en Sjier Hasjieriem is een lied van lente en vernieuwing: “Zie, de winter is voorbij, de regens zij voorbij en verdwenen, de bloemen zijn in het land verschenen en de tijd van snoeien is gekomen (Sjier Hasjieriem/Hooglied 2:11-12).
Rabbi Akiva was de meest uitgesproken voorstander van de opvatting dat Sjier Hasjieriem eigenlijk een gelijkenis van de hartstochtelijke liefde tussen God de Geliefde en Israël de geliefde is. Zoals rabbi Akiva zei: “Niets in de hele schepping is in vergelijking met de dag toen Sjier Hasjieriem aan Israel gegeven is. De TeNaCH is heilig, maar Sjier Hasjieriem is de heiligste van het heilige” (Misjna Jadajiem 3:5).
Rabbi Akiva was de meest uitgesproken voorstander van de opvatting dat Sjier Hasjieriem eigenlijk een gelijkenis van de hartstochtelijke liefde tussen God de Geliefde en Israël de geliefde is. Zoals rabbi Akiva zei: “Niets in de hele schepping is in vergelijking met de dag toen Sjier Hasjieriem aan Israel gegeven is. De TeNaCH is heilig, maar Sjier Hasjieriem is de heiligste van het heilige” (Misjna Jadajiem 3:5).
Het specifieke verband met Pesach is het feit dat deze interpretatie in Sjier Hasjieriem een afbeelding van G’d is, Die Israël uit de slavernij verlost en niet alleen uit Mitsrajiem (verleden) maar dat ook in de toekomst de verlossing op handen is. Bijvoorbeeld de vers: “Met mij uit Levanon, met mij uit Levanon – Kom!” (Sjier hasjieriem: 4:8) moet niet letterlijk gelezen worden als “uit Libanon” maar “uit levajniem” – “uit bakstenen”: “Terwijl je nog bezig was met modder en stenen [dwz – Slaven in Mitsrajiem], Ik, de Heilige Gezegend is Hij, sprong in en verlost je” (idem 4:17
Vroege kerkvaders zoals Origines de Alexandrijnse school leggen Hooglied Allegorisch uit maar de Antiochese school meer als een gewoon lied? Onderzoeken
In Nieuwe Testament is Jezus de Bruidegom teksten onderzoeken zoals vergelijk Mattheüs 9:15; Johannes 3:29; Efeziërs 5:23,27,29; Openbaring 19:7-9; 21:2,9; 22:17)
Canonical approach
Brevar Child leest de boeken van het Oude Testament als één geschrift. De boeken zijn gecanoniseerd en dus moet je elk boek lezen vanuit het geheel van de geschriften (zie blz 89-103 Johan Barton 'Reading the Old Testament method in biblical study, London 2003,
Verder onderzoeken
https://theologienet.nl/bestanden/rutherford-leer-15-preken.pdf
Preek 4 De slaperige bruid
De uitleg en prediking van Hooglied
Dr. P. de Vries
In deze brochure voert dr. P. de Vries een pleidooi voor de klassieke uitleg
van het boek Hooglied: in dit Bijbelboek gaat het om de verhouding tussen God
en Zijn volk en wij mogen ook zeggen tussen Christus en Zijn Kerk. Deze
verhouding wordt met beelden uit de relatie tussen man en vrouw dan wel tussen bruidegom en bruid geïllustreerd. Ongetwijfeld heeft daarom het boek Hooglied
ook een boodschap als het gaat om de liefde tussen man en vrouw.
Dr. P. de Vries was docent hermeneutiek en theologie van het Oude en Nieuwe
Testament aan het Hersteld Hervormd Seminarie.
Verband met Ezechiël 16:8 de eet dodiem de tijd van de liefkozingen... Gaat het Hooglied over die tijd?
Roomse uitleggers zien in de bruid Maria (zij is een besloten hof) . De hortus conclusus, "gesloten tuin" uit 4:12
In Hooglied 4:7 staat: "Vriendin, aan jou is alles mooi, niets ontsiert je schoonheid". Dit werd beschouwd als bevestiging van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria, de leer dat zij bij haar geboorte niet 'bevlekt' (bezoedeld) was met de erfzonde.
De titel van dit gedicht is belangrijk voor de interpretatie. Het gedicht wordt door Guido Gezelle aan de lezer gepresenteerd met een Latijns citaat: ‘Ego flos’, uit Canticum Canticorum ofwel ‘Ik ben een bloem’, uit Hooglied 2,1.
In de oude Joodse interpretatie van het Hooglied werd deze tekst allegorisch uitgelegd. De christelijke kerk nam deze verklaringswijze over: de bruidegom was Christus en de Kerk was zijn bruid. Bernardus van Clairvaux legde in de twaalfde eeuw de grondslag voor een vernieuwde Christusbeleving door naast de relatie tussen Christus en de Kerk, de mystieke relatie tussen Christus en de ziel uit te werken. Deze laatste interpretatie lijkt ook in het gedicht van Gezelle aanwezig te zijn. In dat geval kan de “ik” in het gedicht als “ziel” worden opgevat. Opmerkelijk is het ontbreken van de bruidegom in het citaat én in het gedicht: de zon fungeert als partner van de ik die zich vergelijkt met een bloem. Uit andere literatuur blijkt dat het motief van God als de zon en de ziel als een bloem niet onbekend was.
Het Hooglied werd in de 2e eeuw door de hillel toegelaten tot de joodse canon, na een periode van controverse in de 1e eeuw, toen de sjammai tegenstanders waren van toelating. Toelating vond plaats op basis van de aanname dat Salomo de auteur was en het werk allegorisch gelezen moest worden, waarbij het onderwerp niet seksueel verlangen was maar Gods liefde voor Israël. Rabbi Akiva pleitte voor acceptatie in de canon, maar verbood het gebruik van het Hooglied bij gewone festiviteiten (zoals bruiloften).
De letterlijke interpretatie ziet het boek Hooglied puur als een beschrijving van de liefde tussen bruidegom en bruid. Een liefdeslied dus, Bijbelse poëzie, een beschrijving van de schoonheid van de liefde. De letterlijke uitleg stamt voornamelijk uit de 19e en 20e eeuw en gaat vaak vergezeld met speculaties over de personen die genoemd worden.
Bernardus van Clairvaux borduurt voort op deze gedachten in zijn preken over het Hooglied, waar hij aan werkte van 1135 – 1153. Het beeld is helder: God is de man, de minnaar, de bruidegom; en de bruid kan – al naar gelang de context van de uitlegger – de ziel van de individuele christen of de smetteloze Kerk zijn. Ook komt bijv. via de hortus conclusus de Maagd Maria als referentie naar voren. Deze symboliek maakt vooral opgeld sinds Bernardus, hoewel hij zeker niet de eerste was die deze link legde. Daarvoor moeten we eerder bij Ambrosius zijn. In Bernardus tijd is men er volkomen van overtuigd dat er meerdere lagen in de tekst van de bijbel zijn, die ieder voor zich een eigen betekenis hebben, maar die in hun betekenis toch ook weer niet los staan van elkaar. Met name rond het Hooglied is hierdoor een heel complex hermeneutisch weefsel ontstaan, een rijkdom aan betekenissen.https://dick.wursten.be/hooglied-allegorie.htm#allegorese
Bij Hooglied 3,1-11 en Johannes 20,1-18
Johannes en het Hooglied
In het evangelie naar Johannes wordt veelvuldig naar thema’s uit het Hooglied verwezen. De liefde staat in veel redes van Jezus centraal (Joh. 3,16; 14,21-31; 15,9-17) en de bruiloft te Kana (Joh. 2,1-11) is niet toevallig het begin van Jezus’ optreden in het openbaar. Ook in het paasverhaal (Joh. 20,1-18) wemelt het van de verwijzingen naar het Hooglied. Maria uit Magdala zoekt het lichaam van Jezus, dwaalt rond en vraagt twee engelen of zij weten waar Jezus is (Joh. 20,13). De bruid zoekt haar lief, maar vindt hem niet (Hoogl. 3,1), dwaalt rond en spreekt de wachters aan, of die hem hebben gezien (3,2-3). En net als de bruid vindt Maria degene die ze zoekt en wil Hem vastgrijpen en niet meer loslaten (Hoogl. 3,4; Joh. 20,17).
Maar dan lopen de verhalen uiteen. De bruid vindt haar lief, grijpt hem vast en brengt hem naar huis, in de kamer van haar moeder (net als overigens Isaak dit deed met Rebekka in Genesis 24,62-67). Haar verlangen en liefde worden vervuld. Zij hoeft haar lief niet meer los te laten. Maar de opgestane Jezus laat niet toe dat Maria Hem vastgrijpt en meeneemt. Zij krijgt een andere taak en bestemming: het verkondigen van de boodschap van de opstanding. Zij moet Jezus loslaten. Haar geliefde is niet voor haar alleen.
Een liefdeslied over een jongen en een meisje
Het Hooglied kun je letterlijk opvatten als een lied van liefde tussen een jongen en meisje. Het Hooglied bezingt dan deze liefde die in het paradijs volmaakt was maar nu geschonden maar door de HEERE weer enigszins herstelt. Het Hooglied bezingt dan de ideale liefde tussen één man en één vrouw. Dat hogere ideaal kenden de volken rondom Israël niet.
Hooglied gaat een spade dieper
De vraag is echter of Hooglied dan niet een te hoog ideaal neerzet. In de Bijbel komen we de gebrokenheid van de liefde tussen man en vrouw tegen als Paulus schrijft aan de mannen (Efeze 5:25): " Mannen, heb uw eigen vrouw lief, zoals ook Christus de gemeente liefgehad heeft en Zich voor haar heeft overgegeven". In het Hooglied heeft de Bruidegom zijn bruid steeds lief. Voor de Bruidegom is die aansporing niet nodig.
Volgens dr. H. Post bijvoorbeeld (in zijn boek over Hooglied) gaat het Hooglied slechts over de liefde tussen een jongen en meisje. De vraag is of je op deze manier Hooglied niet te laag inschat. Alleen al de Hebreeuwse naam sjier hasjsjieriem lied van (alle) liederen geeft aan dat het om de overtreffende trap gaat. Het is niet zomaar een lied.
Deze overtreffende trap van de liefde krijgt mijns inziens inhoud en glans in Hooglied als de bruid de liefde beschrijft van haar Bruidegom (8:7): " Vele wateren kunnen de liefde niet uitblussen en rivieren spoelen haar niet weg". Niet voor niets wijst de kanttekening van de Statenvertaling naar Romeinen 8: 38-39: "Want ik ben ervan overtuigd dat noch dood, (....) noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heere".
Ook de zin van de bruid (5:2) "ik sliep maar mijn hart waakte" laat zich het beste verklaren vanuit het geestelijke leven. Er is sprake van een verachtering van de bruid in de genade maar in haar hart leeft nog wel het door God gewerkte verlangen. De liefde van haar kant staat op de waakvlam. Die van Hem staat in brand en is onuitblusbaar (8:7) en zo liggen de zaken geestelijk veelal.
Een protestlied
Mimi Deckers-Dijs neemt het Hooglied niet alleen letterlijk maar zij ontkent het auteurschap van Salomo en plaatst het boek na ballingschap dus in een nieuwe context. Men die nieuwe context kan zij haar punt maken. Ze ziet Hooglied als "Een liefdeslied als protest". Dit is de samenvattende inhoud van haar boek over Hooglied (met al titel: Een liefdeslied als protest) Wanneer ballingen weer terugkeren in hun eigen land Israël, soms met hun buitenlandse vrouwen, ontdekken zij dat ook volksgenoten die niet in ballingschap zijn afgevoerd, soms getrouwd zijn met niet-Hebreeuwse vrouwen. Dit zorgt voor een botsing van culturen, zoals die in iedere tijd voorkomt. In het Bijbelboek Ezra-Nehemia komt deze botsing van culturen ter sprake. Buitenlandse vrouwen kunnen gewoon worden teruggestuurd. Maar is dit wel Gods wil? In Hooglied komt volgens haar een openlijke waardering naar voren, niet alleen voor de waardigheid en integriteit van de vrouw in het algemeen, maar ook voor de buitenlandse vrouw in het bijzonder.
Een huwelijkslied van koning Salomo met een diepere laag
De naam Sulamith is de vrouwelijke vorm van Salomo. Hij heet zeg maar Freek (Vrede) en zij Frederika. De kanttekening van de Statenvertaling stelt dat dit lied gemaakt is toen Salomo trouwde (met de dochter van farao) maar dit lied gaat dieper namelijk over Christus en Zijn bruid volgens de kanttekening van Statenvertaling
De geestelijke uitleg van Hooglied
Geestelijke uitleg van het Hooglied kun je verdelen in typologisch en de allegorie. Bij de typologische uitleg is de Bruidegom het type van Christus en de bruid het type van de gelovigen. Niet alles wordt vergeestelijkt. Dat gebeurt wel als men Hooglied als een allegorie leest. Dat zit achter elk detail een geestelijke zaak. De typologische uitleg is om die reden vooral veiliger. Het Hooglied lezen als een allegorie is een discutabele onderneming waarbij men het Hooglied al gauw laat buikspreken volgens dr. G. Ch Aalders in Hooglied (Uit het COT). De vraag is wel of er een demarcatie lijn valt te ontdekken tussen allegorie en typologie. Dat vraagt dan weer om richtlijnen. Bijvoorbeeld om deze richtlijn: in hoeverre loopt een vergeestelijking in de pas met de rest van de Schrift?
De visie van M A Beek in wegen en voetsporen
Rabbi Akiva zag Hooglied als het grootste geschenk. Wie Hooglied niet allegorisch leest zal niet in de hemel komen volgens Rabbi Akiva Hij zei: "Alle liederen in de Schrift zijn heilig, maar het Hooglied is aller heiligst.
Volgens M. A Beek is het Hooglied door de Joden opgenomen in de canon vanwege de allegorische uitleg.
M. A Beek wijst verder nog op de Bruidsmystiek in Hosea Ik zal u ondertrouwen en de woestijntijd als de tijd van de minne in Hosea. Daar trouwde God Zijn bruid... Maar ook Ezechiël 16.
Volgens de aloude traditie der Synagoge is het Hooglied eene allegorie (of, zoo men wil, eene parabel) op de huwelijksverhouding tusschen Jahwe en zijn volk Israël: ‘Salomon’ is de hemelsche Koning en ‘Sulamith’ Israël. Voor die traditie getuigen reeds de oude rabbijnen in de Misjna uit de eerste en het begin der tweede eeuw: Gamaliël, R. Josua, R. Akiba, R. Papias. Ook het apokriefe boek IV Esdras (waarschijnlijk uit de tweede helft der eerste eeuw) zinspeelt op deze allegorische verklaring: V 24 ald. heet Israël de lelie onder de bloemen (Cant. II 1 en 2), v. 26 de duif onder de vogels (Cant. II 14, VI 8).
Psalm 45 als sleutel voor het Hooglied
De sleutel tot verstand van het Hooglied wordt ons aan de hand gedaan door een eigenaardig lied dat in het Boek der Psalmen staat, n.l. Ps. XLIV (Hebr. XLV). De titel zegt ons dat het een ‘lied van liefde’ is. De dichter wijdt zijn lied aan een ‘koning’ (v. 2) en bezingt hem in volle begeestering: Schoon zijt gij boven mensenzonen, uitgegoten is lieflijkheid op uw lippen, daarom zegende u God voor eeuwig Zoo blijkt dat deze psalm nauw verwant is aan het Hooglied. Hij is eene allegorie, waardoor de typisch-allegorische zin van het Hooglied in het licht wordt gesteld. Welke van de twee het eerst ontstaan is, valt moeilijk uit te maken.
De nauwe verwantschap tusschen de twee blijkt bovendien uit verschillende parallellen, waarop wij in onze aanteekeningen zullen wijzen. Reeds de naam ‘Liefdelied’ zegt genoeg.
Rabbijn prof. Efraim Sprecher zegt:
Wij hebben de gewoonte om op de Sjabbat tijdens Pesach Sjier Hasjieriem te zingen. Hier zijn verschillende redenen voor waarom wij dit doen. Een daarvan is dat Pesach in de maand van de lente (Chodesj Ha’aviv) valt en Sjier Hasjieriem is een lied van lente en vernieuwing: “Zie, de winter is voorbij, de regens zij voorbij en verdwenen, de bloemen zijn in het land verschenen en de tijd van snoeien is gekomen (Sjier Hasjieriem/Hooglied 2:11-12).
Rabbi Akiva was de meest uitgesproken voorstander van de opvatting dat Sjier Hasjieriem eigenlijk een gelijkenis van de hartstochtelijke liefde tussen God de Geliefde en Israël de geliefde is. Zoals rabbi Akiva zei: “Niets in de hele schepping is in vergelijking met de dag toen Sjier Hasjieriem aan Israel gegeven is. De TeNaCH is heilig, maar Sjier Hasjieriem is de heiligste van het heilige” (Misjna Jadajiem 3:5).
Rabbi Akiva was de meest uitgesproken voorstander van de opvatting dat Sjier Hasjieriem eigenlijk een gelijkenis van de hartstochtelijke liefde tussen God de Geliefde en Israël de geliefde is. Zoals rabbi Akiva zei: “Niets in de hele schepping is in vergelijking met de dag toen Sjier Hasjieriem aan Israel gegeven is. De TeNaCH is heilig, maar Sjier Hasjieriem is de heiligste van het heilige” (Misjna Jadajiem 3:5).
Het specifieke verband met Pesach is het feit dat deze interpretatie in Sjier Hasjieriem een afbeelding van G’d is, Die Israël uit de slavernij verlost en niet alleen uit Mitsrajiem (verleden) maar dat ook in de toekomst de verlossing op handen is. Bijvoorbeeld de vers: “Met mij uit Levanon, met mij uit Levanon – Kom!” (Sjier hasjieriem: 4:8) moet niet letterlijk gelezen worden als “uit Libanon” maar “uit levajniem” – “uit bakstenen”: “Terwijl je nog bezig was met modder en stenen [dwz – Slaven in Mitsrajiem], Ik, de Heilige Gezegend is Hij, sprong in en verlost je” (idem 4:17
Vroege kerkvaders zoals Origines de Alexandrijnse school leggen Hooglied Allegorisch uit maar de Antiochese school meer als een gewoon lied? Onderzoeken
In Nieuwe Testament is Jezus de Bruidegom teksten onderzoeken zoals vergelijk Mattheüs 9:15; Johannes 3:29; Efeziërs 5:23,27,29; Openbaring 19:7-9; 21:2,9; 22:17)
Canonical approach
Brevar Child leest de boeken van het Oude Testament als één geschrift. De boeken zijn gecanoniseerd en dus moet je elk boek lezen vanuit het geheel van de geschriften (zie blz 89-103 Johan Barton 'Reading the Old Testament method in biblical study, London 2003,
Verder onderzoeken
https://theologienet.nl/bestanden/rutherford-leer-15-preken.pdf
Preek 4 De slaperige bruid
De uitleg en prediking van Hooglied
Dr. P. de Vries
In deze brochure voert dr. P. de Vries een pleidooi voor de klassieke uitleg
van het boek Hooglied: in dit Bijbelboek gaat het om de verhouding tussen God
en Zijn volk en wij mogen ook zeggen tussen Christus en Zijn Kerk. Deze
verhouding wordt met beelden uit de relatie tussen man en vrouw dan wel tussen bruidegom en bruid geïllustreerd. Ongetwijfeld heeft daarom het boek Hooglied
ook een boodschap als het gaat om de liefde tussen man en vrouw.
Dr. P. de Vries was docent hermeneutiek en theologie van het Oude en Nieuwe
Testament aan het Hersteld Hervormd Seminarie.
Verband met Ezechiël 16:8 de eet dodiem de tijd van de liefkozingen... Gaat het Hooglied over die tijd?
Roomse uitleggers zien in de bruid Maria (zij is een besloten hof) . De hortus conclusus, "gesloten tuin" uit 4:12
In Hooglied 4:7 staat: "Vriendin, aan jou is alles mooi, niets ontsiert je schoonheid". Dit werd beschouwd als bevestiging van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria, de leer dat zij bij haar geboorte niet 'bevlekt' (bezoedeld) was met de erfzonde.
De titel van dit gedicht is belangrijk voor de interpretatie. Het gedicht wordt door Guido Gezelle aan de lezer gepresenteerd met een Latijns citaat: ‘Ego flos’, uit Canticum Canticorum ofwel ‘Ik ben een bloem’, uit Hooglied 2,1.
In de oude Joodse interpretatie van het Hooglied werd deze tekst allegorisch uitgelegd. De christelijke kerk nam deze verklaringswijze over: de bruidegom was Christus en de Kerk was zijn bruid. Bernardus van Clairvaux legde in de twaalfde eeuw de grondslag voor een vernieuwde Christusbeleving door naast de relatie tussen Christus en de Kerk, de mystieke relatie tussen Christus en de ziel uit te werken. Deze laatste interpretatie lijkt ook in het gedicht van Gezelle aanwezig te zijn. In dat geval kan de “ik” in het gedicht als “ziel” worden opgevat. Opmerkelijk is het ontbreken van de bruidegom in het citaat én in het gedicht: de zon fungeert als partner van de ik die zich vergelijkt met een bloem. Uit andere literatuur blijkt dat het motief van God als de zon en de ziel als een bloem niet onbekend was.
Het Hooglied werd in de 2e eeuw door de hillel toegelaten tot de joodse canon, na een periode van controverse in de 1e eeuw, toen de sjammai tegenstanders waren van toelating. Toelating vond plaats op basis van de aanname dat Salomo de auteur was en het werk allegorisch gelezen moest worden, waarbij het onderwerp niet seksueel verlangen was maar Gods liefde voor Israël. Rabbi Akiva pleitte voor acceptatie in de canon, maar verbood het gebruik van het Hooglied bij gewone festiviteiten (zoals bruiloften).
De letterlijke interpretatie ziet het boek Hooglied puur als een beschrijving van de liefde tussen bruidegom en bruid. Een liefdeslied dus, Bijbelse poëzie, een beschrijving van de schoonheid van de liefde. De letterlijke uitleg stamt voornamelijk uit de 19e en 20e eeuw en gaat vaak vergezeld met speculaties over de personen die genoemd worden.
Bernardus van Clairvaux borduurt voort op deze gedachten in zijn preken over het Hooglied, waar hij aan werkte van 1135 – 1153. Het beeld is helder: God is de man, de minnaar, de bruidegom; en de bruid kan – al naar gelang de context van de uitlegger – de ziel van de individuele christen of de smetteloze Kerk zijn. Ook komt bijv. via de hortus conclusus de Maagd Maria als referentie naar voren. Deze symboliek maakt vooral opgeld sinds Bernardus, hoewel hij zeker niet de eerste was die deze link legde. Daarvoor moeten we eerder bij Ambrosius zijn. In Bernardus tijd is men er volkomen van overtuigd dat er meerdere lagen in de tekst van de bijbel zijn, die ieder voor zich een eigen betekenis hebben, maar die in hun betekenis toch ook weer niet los staan van elkaar. Met name rond het Hooglied is hierdoor een heel complex hermeneutisch weefsel ontstaan, een rijkdom aan betekenissen.https://dick.wursten.be/hooglied-allegorie.htm#allegorese
Bij Hooglied 3,1-11 en Johannes 20,1-18
Johannes en het Hooglied
In het evangelie naar Johannes wordt veelvuldig naar thema’s uit het Hooglied verwezen. De liefde staat in veel redes van Jezus centraal (Joh. 3,16; 14,21-31; 15,9-17) en de bruiloft te Kana (Joh. 2,1-11) is niet toevallig het begin van Jezus’ optreden in het openbaar. Ook in het paasverhaal (Joh. 20,1-18) wemelt het van de verwijzingen naar het Hooglied. Maria uit Magdala zoekt het lichaam van Jezus, dwaalt rond en vraagt twee engelen of zij weten waar Jezus is (Joh. 20,13). De bruid zoekt haar lief, maar vindt hem niet (Hoogl. 3,1), dwaalt rond en spreekt de wachters aan, of die hem hebben gezien (3,2-3). En net als de bruid vindt Maria degene die ze zoekt en wil Hem vastgrijpen en niet meer loslaten (Hoogl. 3,4; Joh. 20,17).
Maar dan lopen de verhalen uiteen. De bruid vindt haar lief, grijpt hem vast en brengt hem naar huis, in de kamer van haar moeder (net als overigens Isaak dit deed met Rebekka in Genesis 24,62-67). Haar verlangen en liefde worden vervuld. Zij hoeft haar lief niet meer los te laten. Maar de opgestane Jezus laat niet toe dat Maria Hem vastgrijpt en meeneemt. Zij krijgt een andere taak en bestemming: het verkondigen van de boodschap van de opstanding. Zij moet Jezus loslaten. Haar geliefde is niet voor haar alleen.