Leeslint de grondtekst
Wat treft men aan in dit leeslint In dit leeslint bespreek ik eerst hoe men ten tijde van de reformatie en net daarna omging met de grondtekst aan de hand van het proefschrift van dr. P. Korteweg over Johannes Drusius. Vervolgens leg ik de vinger bij de 15de stelling uit het proefschrift van dr. C. Houtman die vermeldt dat in onze tijd de grondtekst geheel en al naar achtergrond dreigt te raken. Aan hand van zijn opmerking geef ik mijn eigen mening.
Johannes Drusius (1550-1616) in het spoor van het humanisme
Dr. P. Korteweg stelt in zijn proefschrift het volgende: 'Ook de grote Parijse theoloog Nicolaus van Lyra (1270-1349) kende Hebreeuws. De meeste theologen in de middeleeuwen hadden echter een groot vertrouwen in de algemeen verbreide Latijnse vertaling, de Vulgata. De grondige, stelselmatige bestudering van de Bijbelse geschriften in hun grondtalen is opgekomen met het zestiende-eeuwse humanisme' ('De Nieuwtestamentische commentaren van Johannes Drusius p. 25).
In het spoor van dat humanisme ging Johannes Drusius... Drusius was een taalgeleerde van formaat en hij doceerde oud oosterse talen aan de hogeschool van Franeker. Johannes Bogerman die een deel van het Oude Testament vertaalde ten behoeve van de Statenvertaling heeft ook les gehad van deze Johannes Drusius. Ook Baudartius die eveneens zijn aandeel had in de vertaling van het Oude Testament is door Drusius opgeleid in de Hebreeuwse taal.
Johannes Drusius en zijn visie op de plaats van de theologie
Dr. P. Korteweg geeft aan het einde van zijn proefschrift een mooie samenvatting van de opvatting van Johannes Drusius betreffende de verhouding tussen theologie enerzijds en exegese en filologie anderzijds als hij stelt: Het is altijd Drusius’ mening geweest dat de kerk nooit over de exegese mag heersen. De theologen beschikken volgens hem niet over het monopolie op de rechte uitleg, ook al is hun uitleg zuiver orthodox. Linguïsten (taalkundigen) hebben een eigen recht om te zeggen wat de brontekst betekent. (...) Hij is nooit bang geweest interpretaties te verdedigen die afweken van de gangbare indien hij meende dat een taalkundig verantwoorde uitleg hiertoe noopte, want hij nam de tekst van de Schrift uiterst serieus en zag die als absoluut gezaghebbend. De Bijbeltekst leidt volgens hem tot het orthodoxe standpunt, niet het orthodoxe standpunt tot de Bijbeltekst en de uitleg daarvan' (De nieuwtestamentische commentaren van Johannes Drusius p. 85).
Uit het spoor van de reformatie
Helaas is het gevaar groot in onze dagen dat de theologie en dogmatiek gaan heersen over de Bijbeltekst. De grondtalen zijn bijkans wegbezuinigd. De exegese en de taalkundige lezing van de Schrift vindt nog in de marge plaats als men het vergelijkt met de tijd van de reformatie. Dit omslagpunt is vermoedelijk al in gang gezet bij de nadere reformatie. Deze mannen hebben oogst van de reformatie omgezet in uitvoerige theologische traktaten. Tijdens en na de afscheiding citeerde men uit deze traktaten zonder nog de Bijbel zelf te raadplegen. De geschriften van de oudvaders kregen een canoniek gezag in bepaalde kringen en gingen heersen over de Schrift.
Houtman zegt in de 15de stellingen van zijn proefschrift 'De hemel in het Oude Testament' dat wat de Amerikaan Holladay zegt over de vaardigheid van de Amerikaanse theologen ten aanzien van de grondtekst ook in Nederland actueel dreigt te worden. Houtman schreef dit in 1974. Daarna zijn de grondtalen verder wegbezuinigd. In een jaar (of nog erger in een half jaar) leert men het Hebreeuws of Bijbels Grieks niet grondig genoeg om er echt wat mee te kunnen en dat is ronduit jammer want het draagt niet bij aan een beter verstaan van de Schrift. In deze verwarrende tijd is dat juist hard nodig. We hebben geen oudvadergeloof. Ons geloof is gebaseerd op de Schrift zelf. De oudvaders kunnen ons wel helpen en bijstaan maar wij dienen ook zelf aan onderzoek te doen. Dat is heel reformatorisch.
Wat treft men aan in dit leeslint In dit leeslint bespreek ik eerst hoe men ten tijde van de reformatie en net daarna omging met de grondtekst aan de hand van het proefschrift van dr. P. Korteweg over Johannes Drusius. Vervolgens leg ik de vinger bij de 15de stelling uit het proefschrift van dr. C. Houtman die vermeldt dat in onze tijd de grondtekst geheel en al naar achtergrond dreigt te raken. Aan hand van zijn opmerking geef ik mijn eigen mening.
Johannes Drusius (1550-1616) in het spoor van het humanisme
Dr. P. Korteweg stelt in zijn proefschrift het volgende: 'Ook de grote Parijse theoloog Nicolaus van Lyra (1270-1349) kende Hebreeuws. De meeste theologen in de middeleeuwen hadden echter een groot vertrouwen in de algemeen verbreide Latijnse vertaling, de Vulgata. De grondige, stelselmatige bestudering van de Bijbelse geschriften in hun grondtalen is opgekomen met het zestiende-eeuwse humanisme' ('De Nieuwtestamentische commentaren van Johannes Drusius p. 25).
In het spoor van dat humanisme ging Johannes Drusius... Drusius was een taalgeleerde van formaat en hij doceerde oud oosterse talen aan de hogeschool van Franeker. Johannes Bogerman die een deel van het Oude Testament vertaalde ten behoeve van de Statenvertaling heeft ook les gehad van deze Johannes Drusius. Ook Baudartius die eveneens zijn aandeel had in de vertaling van het Oude Testament is door Drusius opgeleid in de Hebreeuwse taal.
Johannes Drusius en zijn visie op de plaats van de theologie
Dr. P. Korteweg geeft aan het einde van zijn proefschrift een mooie samenvatting van de opvatting van Johannes Drusius betreffende de verhouding tussen theologie enerzijds en exegese en filologie anderzijds als hij stelt: Het is altijd Drusius’ mening geweest dat de kerk nooit over de exegese mag heersen. De theologen beschikken volgens hem niet over het monopolie op de rechte uitleg, ook al is hun uitleg zuiver orthodox. Linguïsten (taalkundigen) hebben een eigen recht om te zeggen wat de brontekst betekent. (...) Hij is nooit bang geweest interpretaties te verdedigen die afweken van de gangbare indien hij meende dat een taalkundig verantwoorde uitleg hiertoe noopte, want hij nam de tekst van de Schrift uiterst serieus en zag die als absoluut gezaghebbend. De Bijbeltekst leidt volgens hem tot het orthodoxe standpunt, niet het orthodoxe standpunt tot de Bijbeltekst en de uitleg daarvan' (De nieuwtestamentische commentaren van Johannes Drusius p. 85).
Uit het spoor van de reformatie
Helaas is het gevaar groot in onze dagen dat de theologie en dogmatiek gaan heersen over de Bijbeltekst. De grondtalen zijn bijkans wegbezuinigd. De exegese en de taalkundige lezing van de Schrift vindt nog in de marge plaats als men het vergelijkt met de tijd van de reformatie. Dit omslagpunt is vermoedelijk al in gang gezet bij de nadere reformatie. Deze mannen hebben oogst van de reformatie omgezet in uitvoerige theologische traktaten. Tijdens en na de afscheiding citeerde men uit deze traktaten zonder nog de Bijbel zelf te raadplegen. De geschriften van de oudvaders kregen een canoniek gezag in bepaalde kringen en gingen heersen over de Schrift.
Houtman zegt in de 15de stellingen van zijn proefschrift 'De hemel in het Oude Testament' dat wat de Amerikaan Holladay zegt over de vaardigheid van de Amerikaanse theologen ten aanzien van de grondtekst ook in Nederland actueel dreigt te worden. Houtman schreef dit in 1974. Daarna zijn de grondtalen verder wegbezuinigd. In een jaar (of nog erger in een half jaar) leert men het Hebreeuws of Bijbels Grieks niet grondig genoeg om er echt wat mee te kunnen en dat is ronduit jammer want het draagt niet bij aan een beter verstaan van de Schrift. In deze verwarrende tijd is dat juist hard nodig. We hebben geen oudvadergeloof. Ons geloof is gebaseerd op de Schrift zelf. De oudvaders kunnen ons wel helpen en bijstaan maar wij dienen ook zelf aan onderzoek te doen. Dat is heel reformatorisch.