Job als de lijdende rechtvaardige
De rechtvaardiging van de goddeloze
Job 19:25-27 zou volgens een aantal uitleggers gaan over de rechtvaardiging van de goddeloze. Job zou hier zijn rechtvaardiging beleven. De vraag is of het hier in Job 19:25-27 over de rechtvaardiging van de goddeloze gaat. Die vraag willen wij ontkennend beantwoorden. Waarbij wij in ogenschouw nemen dat de rechtvaardiging van de goddeloze zonder meer het geloofsartikel is waar de kerk mee staat of valt zoals Luther stelde. Maar dit geloofsartikel krijgt volop ruimte in Galaten 3 en Romeinen 3. Wie daar over wil preken kan het beste deze gedeelten als stof nemen omdat daar uitdrukkelijk de rechtvaardiging van de goddeloze aan de orde komt en uitvoerig behandeld wordt.
Job als de lijdende rechtvaardige
In het boek Job gaat het over een andere problematiek. Het thema van het boek is Job als de lijdende rechtvaardige. Job wordt namelijk voorgesteld door de heilige schrijver als een oprecht, vroom, godvrezende man die wijkende was van het kwaad (Job 2:1). Aan deze getuigenis van de heilige schrijver vooraf moeten we de grootst mogelijke waarde hechten. Niet aan de verdachtmakingen van zijn vrienden. Zijn vrienden hingen de theologie van de vergelding aan. Wie goed doet ontvangt van God altijd het goede en wie niet het goede ontvangt deugt niet, meenden zij. Het boek Job doorbreekt deze gedachte en is daarom een wijsheidsboek. Het is tot troost voor alle rechtvaardigen die buiten hun schuld om moeten lijden, op welke manier dan ook. Het boek wijst ook heen naar die Ene lijdende Rechtvaardige, die plaatsvervangend leed voor zondaren zoals wij zijn van huis uit.
Wie God uiteindelijk is voor Job
Job 19:25-27 kan men als volgt vertalen: Ik weet persoonlijk dat mijn Pleitbezorger (Verlosser) leeft. Uiteindelijk zal Hij over het stof opstaan (als Pleitbezorger). Nadat dit (gedierte) mijn huid afgeknaagd zal hebben, zal ik uit (=zonder) mijn vlees God aanschouwen. Die ik zelf aanschouwen zal ten behoeve van mij. Mijn ogen hebben (Hem) gezien en geen vreemde. Mijn nieren verlangen in mijn binnenste.
Van belang is het om in te zien dat Job zich beroept op Zijn God nu zijn vrienden hem zo beschuldigen. Job wil er een rechtszaak van maken waarin God betrokken wordt. Job pleit voor zijn onschuld. God heeft hem inderdaad dit alles doen overkomen, dat maakt hem bitter maar toch drijven zijn vrienden hem niet van Zijn God af. Het geloof stijgt hier op tot God en tot wie Hij is voor Zijn volk. God is uiteindelijk hun Pleitbezorger. Nu lijkt het er dikwijls op van niet maar God zal uiteindelijk over het stof (niet alleen zijn stof) van hem en zijn vrienden opstaan (als Pleitbezorger die bij een rechtszaak opstaat om die ter hand te nemen). 'Uit zijn vlees', dat is zonder zijn vlees (niet 'vanuit zijn vlees', dat is in zijn vlees) zal hij God aanschouwen.
Die ik zelf aanschouwen zal ten behoeve van mij
Job zegt dat hij God aanschouwen zal voor hem, dat is ten gunste van hem (ten behoeve van mij). Job belijdt dat God aan Zijn kant staat in zijn rechtsgeding met zijn vrienden. Hij is Zijn Pleitbezorger (zijn Verlosser in dit rechtsgeding). Job zegt als het ware: het is beste vrienden gewoon een kwestie van tijd. God laat namelijk de lijdende rechtvaardige niet altijd het onderspit delven. Hier spreekt Job Psalm 37 (vers 37) na waar staat: 'Let op de vrome, en zie naar de oprechte want het EINDE van die man zal vrede zijn'
Mijn nieren verlangen in mijn binnenste
Job tekent niet alleen zijn geloof in een rechtvaardig God maar ook zijn verlangen naar Hem. Zijn vrienden zijn de herdershonden die Job drijven naar deze goede Herder en hem doen verlangen naar een ontmoeting met Hem. God handelt wel vreemd in de ogen van Job maar God is ten diepste voor Job geen vreemde geworden. Zijn lijden heeft hem wel vervreemd van zijn omgeving en vrouw ( Job 19:13-17) maar niet van Zijn God (Job 19:27b).
De rechtvaardiging van de goddeloze
Job 19:25-27 zou volgens een aantal uitleggers gaan over de rechtvaardiging van de goddeloze. Job zou hier zijn rechtvaardiging beleven. De vraag is of het hier in Job 19:25-27 over de rechtvaardiging van de goddeloze gaat. Die vraag willen wij ontkennend beantwoorden. Waarbij wij in ogenschouw nemen dat de rechtvaardiging van de goddeloze zonder meer het geloofsartikel is waar de kerk mee staat of valt zoals Luther stelde. Maar dit geloofsartikel krijgt volop ruimte in Galaten 3 en Romeinen 3. Wie daar over wil preken kan het beste deze gedeelten als stof nemen omdat daar uitdrukkelijk de rechtvaardiging van de goddeloze aan de orde komt en uitvoerig behandeld wordt.
Job als de lijdende rechtvaardige
In het boek Job gaat het over een andere problematiek. Het thema van het boek is Job als de lijdende rechtvaardige. Job wordt namelijk voorgesteld door de heilige schrijver als een oprecht, vroom, godvrezende man die wijkende was van het kwaad (Job 2:1). Aan deze getuigenis van de heilige schrijver vooraf moeten we de grootst mogelijke waarde hechten. Niet aan de verdachtmakingen van zijn vrienden. Zijn vrienden hingen de theologie van de vergelding aan. Wie goed doet ontvangt van God altijd het goede en wie niet het goede ontvangt deugt niet, meenden zij. Het boek Job doorbreekt deze gedachte en is daarom een wijsheidsboek. Het is tot troost voor alle rechtvaardigen die buiten hun schuld om moeten lijden, op welke manier dan ook. Het boek wijst ook heen naar die Ene lijdende Rechtvaardige, die plaatsvervangend leed voor zondaren zoals wij zijn van huis uit.
Wie God uiteindelijk is voor Job
Job 19:25-27 kan men als volgt vertalen: Ik weet persoonlijk dat mijn Pleitbezorger (Verlosser) leeft. Uiteindelijk zal Hij over het stof opstaan (als Pleitbezorger). Nadat dit (gedierte) mijn huid afgeknaagd zal hebben, zal ik uit (=zonder) mijn vlees God aanschouwen. Die ik zelf aanschouwen zal ten behoeve van mij. Mijn ogen hebben (Hem) gezien en geen vreemde. Mijn nieren verlangen in mijn binnenste.
Van belang is het om in te zien dat Job zich beroept op Zijn God nu zijn vrienden hem zo beschuldigen. Job wil er een rechtszaak van maken waarin God betrokken wordt. Job pleit voor zijn onschuld. God heeft hem inderdaad dit alles doen overkomen, dat maakt hem bitter maar toch drijven zijn vrienden hem niet van Zijn God af. Het geloof stijgt hier op tot God en tot wie Hij is voor Zijn volk. God is uiteindelijk hun Pleitbezorger. Nu lijkt het er dikwijls op van niet maar God zal uiteindelijk over het stof (niet alleen zijn stof) van hem en zijn vrienden opstaan (als Pleitbezorger die bij een rechtszaak opstaat om die ter hand te nemen). 'Uit zijn vlees', dat is zonder zijn vlees (niet 'vanuit zijn vlees', dat is in zijn vlees) zal hij God aanschouwen.
Die ik zelf aanschouwen zal ten behoeve van mij
Job zegt dat hij God aanschouwen zal voor hem, dat is ten gunste van hem (ten behoeve van mij). Job belijdt dat God aan Zijn kant staat in zijn rechtsgeding met zijn vrienden. Hij is Zijn Pleitbezorger (zijn Verlosser in dit rechtsgeding). Job zegt als het ware: het is beste vrienden gewoon een kwestie van tijd. God laat namelijk de lijdende rechtvaardige niet altijd het onderspit delven. Hier spreekt Job Psalm 37 (vers 37) na waar staat: 'Let op de vrome, en zie naar de oprechte want het EINDE van die man zal vrede zijn'
Mijn nieren verlangen in mijn binnenste
Job tekent niet alleen zijn geloof in een rechtvaardig God maar ook zijn verlangen naar Hem. Zijn vrienden zijn de herdershonden die Job drijven naar deze goede Herder en hem doen verlangen naar een ontmoeting met Hem. God handelt wel vreemd in de ogen van Job maar God is ten diepste voor Job geen vreemde geworden. Zijn lijden heeft hem wel vervreemd van zijn omgeving en vrouw ( Job 19:13-17) maar niet van Zijn God (Job 19:27b).