Het genadeverbond in de Schrift
Abraham en zijn nageslacht
In Genesis 17:10 staat dat God met Abraham en zijn nageslacht het genadeverbond opricht. Het is een eeuwig verbond dat wil zeggen altijd geldend van Gods kant zo lang de mens leeft. God richt dit verbond in de tijd op met Abraham en zijn nageslacht. Heel het zaad van Abraham, zelfs de knechten, is uitgekozen om in Gods heil te delen maar niet allen zijn werkelijke kinderen van God. Het geloof maakt een scheiding. Dit genadeverbond is in de tijd opgericht en het is de bedding waar binnen God Zijn verkiezing van eeuwigheid voltrekt. Met die verkiezing mag niemand werken. Dat zijn zaken, zegt Luther, die voor ons te hoog zijn. Wij moeten laag bij de grond beginnen namelijk bij Gods verbond en Zijn beloften. Hij schenkt uit goedheid zonder peil aan ons het eeuwige zalige leven. Dat is iets om vol verwondering over na te denken.
Jezus en het genadeverbond
Toen Jezus op de sabbatdag een vrouw die ziek was genas en men Hem dit kwalijk nam zei Hij: 'En deze, die een dochter Abrahams is, welke de satan, ziet, nu achttien jaren gebonden had, moest die niet losgemaakt worden van deze band, op de dag van de sabbat?' (Lukas 13:16). Jezus noemt haar een dochter van Abraham. Nu haar genezing ter discussie staat vanwege de sabbat beroept Jezus zich op het feit dat zij hoewel zij van de satan was gebonden ook een bondeling was van Hem. Zij behoorde namelijk tot het geslacht van Abraham en zij was dus een bondeling van Hem en Zijn Hemelse Vader.
Als Jezus Zacheus brengt tot de zaligheid zegt Hij: 'Heden is dit huis zaligheid geschied, nademaal ook deze een zoon van Abraham is' (Lukas 19:9).
Kortom Jezus laat zien dat Hij werkt binnen de bedding van het genadeverbond. Zacheus is een kind van het genadeverbond maar met het genadeverbond op zichzelf genomen is men niet zalig. Men dient wel te leven uit en naar het verbond. Er dient wel een toe-eigening plaats te vinden. Om die reden zei Johannes de doper terecht: 'Brengt dan vruchten voort van bekering waardig; en begint niet te zeggen bij uzelf: Wij hebben Abraham tot een vader; want ik zeg u, dat God zelfs uit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken' (Lukas 3:8). Een beroep op Abraham of op het genadeverbond is vruchteloos als men zelf onbekeerd wenst te blijven. Het genadeverbond is vruchtbare grond als men er door het geloof gebruik van maakt.
Het genadeverbond volgens Petrus
Na de genezing van een kreupele in Jeruzalem door Petrus en de verwondering van de omstanders, houdt Petrus een preek waarin hij zegt tegen de Joodse hoorders: 'Gij zijt kinderen van de profeten, en van het VERBOND, hetwelk God met onze vaderen opgericht heeft, zeggende tot Abraham: En in uw zaad zullen alle geslachten van de aarde gezegend worden. God, opgewekt hebbende Zijn Kind Jezus, heeft Hem eerst tot u gezonden, dat Hij u zegenen zou, daarin dat Hij een iegelijk van u zich zal afkeren van uw boosheden' (Handelingen 3:25 en 26). De Joodse hoorders zijn kinderen van het genadeverbond. Als kinderen van het verbond geldt juist met klem dat zij zich bekeren en het evangelie gehoorzaam zijn want God heeft aan Abraham, hun vader, beloofd dat in zijn Zaad alle geslachten van de aarde gezegend zullen worden. God heeft Petrus en de andere apostelen allereerst tot de Joodse kinderen van het genadeverbond gezonden.
Het genadeverbond volgens de schrijver van de brief aan Hebreeën
Deze heilige schrijver zegt met grote bewogenheid: 'Laat ons dan vrezen, dat niet te eniger tijd, de belofte van in Zijn rust in te gaan nagelaten zijnde, iemand van u schijne achtergebleven te zijn Want ook ons is het Evangelie verkondigd (Hebreeën 4:1 en 2a). De schrijver stelt dat de belofte van het ingaan in de rust gedaan is aan alle lezers van zijn brief die deel uit maken van de christelijke gemeente. Hij maakt zich zorgen dat er iemand van deze christelijke gemeente dreigt achter te blijven en niet zal ingaan in de eeuwige rust. Allen zijn in het genadeverbond net als Israël destijds. Het zijn kinderen van het verbond. Echter het komt op het geloof aan maar ook dat wil God schenken.
Vanuit het genadeverbond stelt de heilige schrijver van de brief aan de Hebreeën dat de christelijke lezers van zijn brief een Hogepriester hebben (let op de zinsnede: 'WIJ HEBBEN, zie Hebreeën 8:1 en 10:1) die voor hun verzoening instaat. Alle dingen zijn gereed. Er is een volkomen zaligheid en daarom stelt hij heel scherp: 'Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht nemen?' (Hebreeën 2:3a).
Abraham en zijn nageslacht
In Genesis 17:10 staat dat God met Abraham en zijn nageslacht het genadeverbond opricht. Het is een eeuwig verbond dat wil zeggen altijd geldend van Gods kant zo lang de mens leeft. God richt dit verbond in de tijd op met Abraham en zijn nageslacht. Heel het zaad van Abraham, zelfs de knechten, is uitgekozen om in Gods heil te delen maar niet allen zijn werkelijke kinderen van God. Het geloof maakt een scheiding. Dit genadeverbond is in de tijd opgericht en het is de bedding waar binnen God Zijn verkiezing van eeuwigheid voltrekt. Met die verkiezing mag niemand werken. Dat zijn zaken, zegt Luther, die voor ons te hoog zijn. Wij moeten laag bij de grond beginnen namelijk bij Gods verbond en Zijn beloften. Hij schenkt uit goedheid zonder peil aan ons het eeuwige zalige leven. Dat is iets om vol verwondering over na te denken.
Jezus en het genadeverbond
Toen Jezus op de sabbatdag een vrouw die ziek was genas en men Hem dit kwalijk nam zei Hij: 'En deze, die een dochter Abrahams is, welke de satan, ziet, nu achttien jaren gebonden had, moest die niet losgemaakt worden van deze band, op de dag van de sabbat?' (Lukas 13:16). Jezus noemt haar een dochter van Abraham. Nu haar genezing ter discussie staat vanwege de sabbat beroept Jezus zich op het feit dat zij hoewel zij van de satan was gebonden ook een bondeling was van Hem. Zij behoorde namelijk tot het geslacht van Abraham en zij was dus een bondeling van Hem en Zijn Hemelse Vader.
Als Jezus Zacheus brengt tot de zaligheid zegt Hij: 'Heden is dit huis zaligheid geschied, nademaal ook deze een zoon van Abraham is' (Lukas 19:9).
Kortom Jezus laat zien dat Hij werkt binnen de bedding van het genadeverbond. Zacheus is een kind van het genadeverbond maar met het genadeverbond op zichzelf genomen is men niet zalig. Men dient wel te leven uit en naar het verbond. Er dient wel een toe-eigening plaats te vinden. Om die reden zei Johannes de doper terecht: 'Brengt dan vruchten voort van bekering waardig; en begint niet te zeggen bij uzelf: Wij hebben Abraham tot een vader; want ik zeg u, dat God zelfs uit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken' (Lukas 3:8). Een beroep op Abraham of op het genadeverbond is vruchteloos als men zelf onbekeerd wenst te blijven. Het genadeverbond is vruchtbare grond als men er door het geloof gebruik van maakt.
Het genadeverbond volgens Petrus
Na de genezing van een kreupele in Jeruzalem door Petrus en de verwondering van de omstanders, houdt Petrus een preek waarin hij zegt tegen de Joodse hoorders: 'Gij zijt kinderen van de profeten, en van het VERBOND, hetwelk God met onze vaderen opgericht heeft, zeggende tot Abraham: En in uw zaad zullen alle geslachten van de aarde gezegend worden. God, opgewekt hebbende Zijn Kind Jezus, heeft Hem eerst tot u gezonden, dat Hij u zegenen zou, daarin dat Hij een iegelijk van u zich zal afkeren van uw boosheden' (Handelingen 3:25 en 26). De Joodse hoorders zijn kinderen van het genadeverbond. Als kinderen van het verbond geldt juist met klem dat zij zich bekeren en het evangelie gehoorzaam zijn want God heeft aan Abraham, hun vader, beloofd dat in zijn Zaad alle geslachten van de aarde gezegend zullen worden. God heeft Petrus en de andere apostelen allereerst tot de Joodse kinderen van het genadeverbond gezonden.
Het genadeverbond volgens de schrijver van de brief aan Hebreeën
Deze heilige schrijver zegt met grote bewogenheid: 'Laat ons dan vrezen, dat niet te eniger tijd, de belofte van in Zijn rust in te gaan nagelaten zijnde, iemand van u schijne achtergebleven te zijn Want ook ons is het Evangelie verkondigd (Hebreeën 4:1 en 2a). De schrijver stelt dat de belofte van het ingaan in de rust gedaan is aan alle lezers van zijn brief die deel uit maken van de christelijke gemeente. Hij maakt zich zorgen dat er iemand van deze christelijke gemeente dreigt achter te blijven en niet zal ingaan in de eeuwige rust. Allen zijn in het genadeverbond net als Israël destijds. Het zijn kinderen van het verbond. Echter het komt op het geloof aan maar ook dat wil God schenken.
Vanuit het genadeverbond stelt de heilige schrijver van de brief aan de Hebreeën dat de christelijke lezers van zijn brief een Hogepriester hebben (let op de zinsnede: 'WIJ HEBBEN, zie Hebreeën 8:1 en 10:1) die voor hun verzoening instaat. Alle dingen zijn gereed. Er is een volkomen zaligheid en daarom stelt hij heel scherp: 'Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht nemen?' (Hebreeën 2:3a).