Een beoordeling van de kloostergeloften en het huwelijk.
Zijn geschrift 'Een beoordeling van de kloostergeloften'
In 1521 schreef Luther een geschrift tegen de kloostergeloften. In Latijns versie 'De votis monasticis iudicium' wat men als volgt dient te vertalen: Over de geloften van het klooster, een (gerechtelijke) beoordeling. In dit geschrift stelt Luther dat de kloostergeloften onwettig zijn omdat de Schrift geen aanwijzing geeft om zich als man of vrouw terug te trekken in een klooster. Bovendien zag men het gaan in een klooster als iets verdienstelijk. Luther keurde dit af. Zalig wordt men door het geloof in Jezus, zo leert de Schrift. Bovendien hoort een man en een vrouw, waar het kan een gezin te stichten en kinderen op te voeden voor de Heere en Zijn dienst. Men moet dienstbaar zijn voor de samenleving en zich niet terugtrekken. Natuurlijk kan men wel even in een klooster gaan om bij te tanken en te mediteren maar men moet daarna gewoon weer deelnemen aan de maatschappij. Ook is bidden in het klooster niet heiliger dan de zorg van een vader voor zijn gezin of een moeder die werk doet bij de wastobbe. Dat laatste is namelijk een goddelijke beroep maar de kloostergeloften zijn slechts een menselijke inzettingen. Men mag de kloostergelofte daarom gerust breken daar het een menselijke inzetting is. Zeker omdat men ook meent de hemel te verdienen met de kloostergeloften (zoals de geloften van kuisheid en afgezonderd leven).
Een brief aan Leonhard Koppen
Leonhard Koppen een burgers uit Torgau had negen nonnen uit het klooster meegenomen. Men sprak er schande van. Luther schreef hem in 1523 een bemoedigende brief. Luther vond het een schande dat de adel hun kinderen en met name hun dochters in de kloosters stopten. In het klooster worden deze vrouwen gekweld door allerlei gevoelens omtrent het huwelijk en het door God ingeschapen moederschap. Er worden hen wetten en verplichtingen opgelegd die God niet vraagt, stelt Luther in zijn brief. Integendeel God zei tegen Adam en Eva dat zij zich moesten vermenigvuldigen (Gen. 1:28) Daarbij werd hen, volgens Luther, het ware evangelie onthouden in de kloosters. Men vertelde deze vrouwen niet hoe ondersteunend Gods genade en Zijn beloften zijn voor zondaren. Luther prees de daad van Leonhard Koppen (bron: Martin Luther 'Vom Ehelichen Leben. und andere Schriften über die Ehe ,Stuttgart, 1994, 45-53)
Een preek over het huwelijk
In 1525 houdt Luther een preek over het huwelijk en wijst onder anderen op 1 Timotheüs 2:15 waar staat: 'Maar zij zal zalig worden in kinderen te baren, zo zij blijft in het geloof, en liefde, en heiligmaking, met matigheid'. In de verzen voor dit vers wijst Paulus Timotheüs erop dat de vrouw aan de man onderdanig dient te zijn en dat zij in de gemeente niet mag leren. Tegelijkertijd wijst Paulus in dit vers op de grote roeping van de vrouw: namelijk kinderen baren. Daarin is zij zalig als zij tenminste vasthoudt aan het geloof, de liefde en de heilige levenswandel. Dat zullen haar kinderen merken en zij zullen dan Godzalig opgevoed worden. Zo wordt men een Eva (betekent: leven), een moeder van levende kinderen (kinderen die leven voor God). Uit deze tekst blijkt duidelijk dat de vrouw getrouwd dient te zijn en kinderen, voor zover mogelijk, dient te krijgen. Dat is het doel van het leven van de vrouw. Dit gedachtegoed uit 1 Timotheüs 2:15 gaat in tegen het kloosterleven waarin de vrouw nooit moeder mag worden. Zo berooft men de vrouw van haar echte roeping en taak in het leven. Dat deed onder anderen de adel. Die stopten hun dochters in het klooster (bron: Martin Luther 'Vom Ehelichen Leben. und andere Schriften über die Ehe ,Stuttgart, 1994, 63-74).
Een preek over de bruiloft te Kana
In een preek over Johannes 2:1-11, de bruiloft te Kana, laat Luther zien dat het huwelijk een instelling is van God. Monniken in het klooster en de Paap in Rome verachten deze instelling, volgens hem. Zij stellen dat de geestelijke stand van hogere orde is dan de huwelijkse staat. Luther stelt dat Jezus, toen Hij zijn geestelijke ambt ging uitoefenen bij Zijn eerste openbare optreden aanwezig was op een bruiloft en de gehuwden hielp door water in wijn te veranderen toen de wijn op was. Hier uit blijkt, volgens Luther, dat de hoogste Bisschop en Opziener van de kerk het huwelijk ziet als een goddelijke instelling en dat hij de gehuwden wil helpen als zij gebrek lijden. Luther heeft geen goede woorden over voor de geestelijken en de wederdopers die het huwelijk verachten.
Zijn geschrift 'Een beoordeling van de kloostergeloften'
In 1521 schreef Luther een geschrift tegen de kloostergeloften. In Latijns versie 'De votis monasticis iudicium' wat men als volgt dient te vertalen: Over de geloften van het klooster, een (gerechtelijke) beoordeling. In dit geschrift stelt Luther dat de kloostergeloften onwettig zijn omdat de Schrift geen aanwijzing geeft om zich als man of vrouw terug te trekken in een klooster. Bovendien zag men het gaan in een klooster als iets verdienstelijk. Luther keurde dit af. Zalig wordt men door het geloof in Jezus, zo leert de Schrift. Bovendien hoort een man en een vrouw, waar het kan een gezin te stichten en kinderen op te voeden voor de Heere en Zijn dienst. Men moet dienstbaar zijn voor de samenleving en zich niet terugtrekken. Natuurlijk kan men wel even in een klooster gaan om bij te tanken en te mediteren maar men moet daarna gewoon weer deelnemen aan de maatschappij. Ook is bidden in het klooster niet heiliger dan de zorg van een vader voor zijn gezin of een moeder die werk doet bij de wastobbe. Dat laatste is namelijk een goddelijke beroep maar de kloostergeloften zijn slechts een menselijke inzettingen. Men mag de kloostergelofte daarom gerust breken daar het een menselijke inzetting is. Zeker omdat men ook meent de hemel te verdienen met de kloostergeloften (zoals de geloften van kuisheid en afgezonderd leven).
Een brief aan Leonhard Koppen
Leonhard Koppen een burgers uit Torgau had negen nonnen uit het klooster meegenomen. Men sprak er schande van. Luther schreef hem in 1523 een bemoedigende brief. Luther vond het een schande dat de adel hun kinderen en met name hun dochters in de kloosters stopten. In het klooster worden deze vrouwen gekweld door allerlei gevoelens omtrent het huwelijk en het door God ingeschapen moederschap. Er worden hen wetten en verplichtingen opgelegd die God niet vraagt, stelt Luther in zijn brief. Integendeel God zei tegen Adam en Eva dat zij zich moesten vermenigvuldigen (Gen. 1:28) Daarbij werd hen, volgens Luther, het ware evangelie onthouden in de kloosters. Men vertelde deze vrouwen niet hoe ondersteunend Gods genade en Zijn beloften zijn voor zondaren. Luther prees de daad van Leonhard Koppen (bron: Martin Luther 'Vom Ehelichen Leben. und andere Schriften über die Ehe ,Stuttgart, 1994, 45-53)
Een preek over het huwelijk
In 1525 houdt Luther een preek over het huwelijk en wijst onder anderen op 1 Timotheüs 2:15 waar staat: 'Maar zij zal zalig worden in kinderen te baren, zo zij blijft in het geloof, en liefde, en heiligmaking, met matigheid'. In de verzen voor dit vers wijst Paulus Timotheüs erop dat de vrouw aan de man onderdanig dient te zijn en dat zij in de gemeente niet mag leren. Tegelijkertijd wijst Paulus in dit vers op de grote roeping van de vrouw: namelijk kinderen baren. Daarin is zij zalig als zij tenminste vasthoudt aan het geloof, de liefde en de heilige levenswandel. Dat zullen haar kinderen merken en zij zullen dan Godzalig opgevoed worden. Zo wordt men een Eva (betekent: leven), een moeder van levende kinderen (kinderen die leven voor God). Uit deze tekst blijkt duidelijk dat de vrouw getrouwd dient te zijn en kinderen, voor zover mogelijk, dient te krijgen. Dat is het doel van het leven van de vrouw. Dit gedachtegoed uit 1 Timotheüs 2:15 gaat in tegen het kloosterleven waarin de vrouw nooit moeder mag worden. Zo berooft men de vrouw van haar echte roeping en taak in het leven. Dat deed onder anderen de adel. Die stopten hun dochters in het klooster (bron: Martin Luther 'Vom Ehelichen Leben. und andere Schriften über die Ehe ,Stuttgart, 1994, 63-74).
Een preek over de bruiloft te Kana
In een preek over Johannes 2:1-11, de bruiloft te Kana, laat Luther zien dat het huwelijk een instelling is van God. Monniken in het klooster en de Paap in Rome verachten deze instelling, volgens hem. Zij stellen dat de geestelijke stand van hogere orde is dan de huwelijkse staat. Luther stelt dat Jezus, toen Hij zijn geestelijke ambt ging uitoefenen bij Zijn eerste openbare optreden aanwezig was op een bruiloft en de gehuwden hielp door water in wijn te veranderen toen de wijn op was. Hier uit blijkt, volgens Luther, dat de hoogste Bisschop en Opziener van de kerk het huwelijk ziet als een goddelijke instelling en dat hij de gehuwden wil helpen als zij gebrek lijden. Luther heeft geen goede woorden over voor de geestelijken en de wederdopers die het huwelijk verachten.