Pastoraal
Geen scholastiek
De Dordtse vaderen waren wars van een scholastisch systeem wat rationeel klopt maar waar men het hart van God de goede Herder niet in hoort kloppen. Zij hadden in alles het behoud van de gemeenteleden op het oog. Kortom ze waren pastoraal bewogen. We willen op deze pagina daar onze aandacht op vestigen...
Niet mismoedig worden
Dat Dordtse vaderen pastoraal zijn blijkt uit leerregel 1, 16 waar we lezen: 'Die het levend geloof in Christus, of het zeker vertrouwen van hart, de vrede van de consciëntie, de betrachting van de kinderlijke gehoorzaamheid, de roem in God door Christus, in zich nog niet krachtig gevoelen, en toch de middelen gebruiken, door welke God beloofd heeft deze dingen in ons te werken, die moeten niet mismoedig worden, wanneer zij van de verwerping horen gewagen, noch zichzelf onder de verworpenen rekenen, maar in het waarnemen van de middelen vlijtig voortgaan, naar de tijd van overvloediger genade vuriglijk verlangen, en die met eerbiedigheid en ootmoedigheid verwachten '.
Herkenbare twijfel in het pastoraat
Hier wordt een heel praktische zaak genoemd. Elke ambtsdrager zal dit herkennen. Serieuze gemeenteleden vragen zich nogal eens af of ze wel uitverkoren zijn en als ze van de leer van de verwerping horen, kan de angst hen om het hart slaan. De Dordtse vaderen geven daar een mooi antwoord op. Iemand die geraakt is door Gods woord en beseft dat hij of zij niet zonder Zijn zegen kan, kan vaak zo mismoedig worden als men het eigen leven bekijkt. Zij voelen dat ze het levend geloof in Jezus nog missen. Wat nu? Moeten zij mismoedig worden? Dat wijzen de Dordtse vaderen af. Ze sporen zulke gemeenteleden juist aan om de middelen te gebruiken (lezen in de Bijbel, de prediking en het gebed) waardoor God de genade werkt...
Jong gestorven kinderen
Tevens blijkt de pastorale bewogenheid van de Dordtse vaderen uit leerregel 1, 17 waar we lezen: 'Nademaal wij van de wil van God uit Zijn Woord moeten oordelen, welke getuigt dat de kinderen van de gelovigen heilig zijn, niet van nature, maar uit kracht van het genadeverbond, in welke zij met hun ouders begrepen zijn, zo moeten de godzalige ouders niet twijfelen aan de verkiezing en zaligheid van hun kinderen, welke God in hun kindsheid uit dit leven wegneemt'.
Kinderen van het genadeverbond
Hier boven wordt een tweede praktische zaak genoemd. Ouders die een kind verloren hebben, zullen zich afvragen waar dit kind is. Kinderen zijn volgens de Dordtse vaderen door de doop ingelijfd in het genadeverbond. De Dordtse vaderen hadden een ruime verbondsopvatting die we ook tegen komen in zondag 27 van de Heidelbergse catechismus waar we in antwoord 74 lezen dat de jonge kinderen ook gedoopt dienen te worden want ze zijn evenals de volwassenen in het verbond van God en in Zijn gemeente begrepen. Wie een strikte twee verbonden leer erop na houdt kan niet uit de voeten met DL1,17 en antwoord 74 van de Heidelbergse catechismus.
De Dordtse leerregels staan in de pastorale traditie van de Reformatie
Eigenlijk bezitten al de belijdenissen uit de tijd van de Reformatie die door de diverse gereformeerde kerken worden gehanteerd een pastorale inhoud. Alleen al om die reden zijn zij niet ouderwets maar juist heel actueel. We willen er slechts twee noemen. Te beginnen bij het doopformulier en we eindigen met het avondmaalsformulier.
Het pastorale doopformulier
Zo stelt het reformatorische doopformulier dat wie in de zonde valt niet aan Gods genade hoeft te twijfelen noch in de zonde moet blijven liggen overmits wij een eeuwige verbond hebben. Kortom God de Vader staat op de uitkijk of zulke gevallen zondaren weer terug keren. De deur staat open voor gevallen zondaren omdat er geen sprake is van een tijdelijk verbond. Het genadeverbond is eeuwig dat wil zeggen geldig zolang de dopeling leeft...
Wie mogen er beslist niet aan
Ook het gereformeerde avondmaalsformulier is zeer pastoraal. Zo zegt het avondmaalsformulier wie er beslist niet aan de tafel mogen komen. Dat zijn praktiseerde zondaren, bijvoorbeeld mensen die nog al eens dronken zijn of stelen en die er dus een oneerbaar leven op nahouden. Die mogen niet aangaan zolang zij zich niet bekeren Ook voor hen staat de deur open en staat de goede Herder op de uitkijk of zij zich bekeren van hun zonde en terugkeren tot Hem...
Wie beslist wel aan mogen
En dat volgt een krachtig 'maar'; 'maar dit wordt ons, zeer geliefde broeders en zusters in de Heere niet voorgehouden om de verslagen van hart kleinmoedig te maken alsof niemand tot het avondmaal van de Heere gaan mocht, dan die zonder enige zonde is. Want wij komen niet tot dit avondmaal om daarmee te betuigen dat we in ons zelf volkomen en rechtvaardig zijn; maar integendeel, dat we midden in de zonde liggen'.
En dan noemt het avondmaalsformulier het zwakke geloof en de macht van de zonde waarmee de avondmaalgangers dikwijls te kampen hebben. Als deze zwakheden hen van harte leed zijn, is juist de gang naar de tafel voor hen bestemd en hen tot troost. Juist zij hebben dit eten en de drinken zo hard nodig.
Geen scholastiek
De Dordtse vaderen waren wars van een scholastisch systeem wat rationeel klopt maar waar men het hart van God de goede Herder niet in hoort kloppen. Zij hadden in alles het behoud van de gemeenteleden op het oog. Kortom ze waren pastoraal bewogen. We willen op deze pagina daar onze aandacht op vestigen...
Niet mismoedig worden
Dat Dordtse vaderen pastoraal zijn blijkt uit leerregel 1, 16 waar we lezen: 'Die het levend geloof in Christus, of het zeker vertrouwen van hart, de vrede van de consciëntie, de betrachting van de kinderlijke gehoorzaamheid, de roem in God door Christus, in zich nog niet krachtig gevoelen, en toch de middelen gebruiken, door welke God beloofd heeft deze dingen in ons te werken, die moeten niet mismoedig worden, wanneer zij van de verwerping horen gewagen, noch zichzelf onder de verworpenen rekenen, maar in het waarnemen van de middelen vlijtig voortgaan, naar de tijd van overvloediger genade vuriglijk verlangen, en die met eerbiedigheid en ootmoedigheid verwachten '.
Herkenbare twijfel in het pastoraat
Hier wordt een heel praktische zaak genoemd. Elke ambtsdrager zal dit herkennen. Serieuze gemeenteleden vragen zich nogal eens af of ze wel uitverkoren zijn en als ze van de leer van de verwerping horen, kan de angst hen om het hart slaan. De Dordtse vaderen geven daar een mooi antwoord op. Iemand die geraakt is door Gods woord en beseft dat hij of zij niet zonder Zijn zegen kan, kan vaak zo mismoedig worden als men het eigen leven bekijkt. Zij voelen dat ze het levend geloof in Jezus nog missen. Wat nu? Moeten zij mismoedig worden? Dat wijzen de Dordtse vaderen af. Ze sporen zulke gemeenteleden juist aan om de middelen te gebruiken (lezen in de Bijbel, de prediking en het gebed) waardoor God de genade werkt...
Jong gestorven kinderen
Tevens blijkt de pastorale bewogenheid van de Dordtse vaderen uit leerregel 1, 17 waar we lezen: 'Nademaal wij van de wil van God uit Zijn Woord moeten oordelen, welke getuigt dat de kinderen van de gelovigen heilig zijn, niet van nature, maar uit kracht van het genadeverbond, in welke zij met hun ouders begrepen zijn, zo moeten de godzalige ouders niet twijfelen aan de verkiezing en zaligheid van hun kinderen, welke God in hun kindsheid uit dit leven wegneemt'.
Kinderen van het genadeverbond
Hier boven wordt een tweede praktische zaak genoemd. Ouders die een kind verloren hebben, zullen zich afvragen waar dit kind is. Kinderen zijn volgens de Dordtse vaderen door de doop ingelijfd in het genadeverbond. De Dordtse vaderen hadden een ruime verbondsopvatting die we ook tegen komen in zondag 27 van de Heidelbergse catechismus waar we in antwoord 74 lezen dat de jonge kinderen ook gedoopt dienen te worden want ze zijn evenals de volwassenen in het verbond van God en in Zijn gemeente begrepen. Wie een strikte twee verbonden leer erop na houdt kan niet uit de voeten met DL1,17 en antwoord 74 van de Heidelbergse catechismus.
De Dordtse leerregels staan in de pastorale traditie van de Reformatie
Eigenlijk bezitten al de belijdenissen uit de tijd van de Reformatie die door de diverse gereformeerde kerken worden gehanteerd een pastorale inhoud. Alleen al om die reden zijn zij niet ouderwets maar juist heel actueel. We willen er slechts twee noemen. Te beginnen bij het doopformulier en we eindigen met het avondmaalsformulier.
Het pastorale doopformulier
Zo stelt het reformatorische doopformulier dat wie in de zonde valt niet aan Gods genade hoeft te twijfelen noch in de zonde moet blijven liggen overmits wij een eeuwige verbond hebben. Kortom God de Vader staat op de uitkijk of zulke gevallen zondaren weer terug keren. De deur staat open voor gevallen zondaren omdat er geen sprake is van een tijdelijk verbond. Het genadeverbond is eeuwig dat wil zeggen geldig zolang de dopeling leeft...
Wie mogen er beslist niet aan
Ook het gereformeerde avondmaalsformulier is zeer pastoraal. Zo zegt het avondmaalsformulier wie er beslist niet aan de tafel mogen komen. Dat zijn praktiseerde zondaren, bijvoorbeeld mensen die nog al eens dronken zijn of stelen en die er dus een oneerbaar leven op nahouden. Die mogen niet aangaan zolang zij zich niet bekeren Ook voor hen staat de deur open en staat de goede Herder op de uitkijk of zij zich bekeren van hun zonde en terugkeren tot Hem...
Wie beslist wel aan mogen
En dat volgt een krachtig 'maar'; 'maar dit wordt ons, zeer geliefde broeders en zusters in de Heere niet voorgehouden om de verslagen van hart kleinmoedig te maken alsof niemand tot het avondmaal van de Heere gaan mocht, dan die zonder enige zonde is. Want wij komen niet tot dit avondmaal om daarmee te betuigen dat we in ons zelf volkomen en rechtvaardig zijn; maar integendeel, dat we midden in de zonde liggen'.
En dan noemt het avondmaalsformulier het zwakke geloof en de macht van de zonde waarmee de avondmaalgangers dikwijls te kampen hebben. Als deze zwakheden hen van harte leed zijn, is juist de gang naar de tafel voor hen bestemd en hen tot troost. Juist zij hebben dit eten en de drinken zo hard nodig.