Soliloquium
Een mystieke oefening in verlangen
Willem Teellinck
De uitgever
Het werk is uitgegeven door Berne media (uitgeverij abdij van berne) in samenwerking met uitgeverij Halewijn in Antwerpen. De uitgave staat onder redactie van onder andere Herman Westerink van het Titus Brandsma instituut in Nijmegen. Het boek is ingeleid door Herman Westerink en opnieuw vertaald door Thomas Mertens. Het is bestelbaar bij https://bernemedia.com/project/soliloquium
Wie Teellinck was
In het voorwoord van Soliloquium kunnen we lezen wie Willem Teellinck was. Willem Teellinck werd geboren in Zierikzee in 1579. Zijn vader Joos had een bestuurlijke functie in Zeeland en in de Republiek. Willem bereidde zich ook voor op een bestuurlijke functie. Het was toen gebruikelijk om ook in buitenland kennis op te doen. In 1603 promoveert hij in Poitiers in de rechten. Hij vertrekt naar Engeland en de tijd die hij daar doorbrengt is beslissend voor zijn verdere carrière. Hij verkeert daar in kringen van vromen en leert hun geloofspraktijk kennen (praxis pietatis). Hij vindt daar ook zijn echtgenote en voltooit vervolgens in Leiden in zeer korte tijd zijn studie theologie.
In die tijd zijn er de twisten tussen Arminius en Gomarus over de leer van de verkiezing. Teellinck heeft zich daar nooit theologisch over uit gelaten wel pastoraal. Mensen die daar mee vastliepen wees hij op Gods Woord en op Christus. Gods verkiezing laat volgens Teellinck zien dat de genade van Hem alleen komt maar ook alleen bij Hem te verkrijgen is. Teellinck had oog voor het zielenleven en schreef Soliloquium, alleenspraak'
In welke traditie Soliloquium staat
Teellinck had niet alleen veel op met de Engelse theologen (puriteinen) hij kende ook katholieken theologen en las en verwerkte die in zijn geschriften. Te denken valt aan Thomas a Kempis die 'De Navolging van Christus (imitatio Christi)' schreef. A Kempis laat zien dat heel het aardse leven en genot leeg is. Alleen de navolging van Christus zorgt voor het ware geluk. Teellinck wijst in Soliloquium ook op de leegte van het aardse bestaan. Daar moet de ziel van los leren komen. Het verlangen van de mens is aards gericht maar moet door genade hemels worden. Gericht op God en Christus. In Soliloquium gaat het om dit mystieke verlangen en om de weg er naar toe. Om dat te bereiken moet de ziel in gesprek. Net zoals David dat doet in Psalm 42: 6: "Wat buigt u zich neer, mijn ziel en wat bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven voor de volkomen verlossing van Zijn aangezicht".
Wat deze alleenspraak voor ons betekent
De ziel, het centrum van de mens is door de val gericht op het aardse leven en genot. De mens ziet aan wat voor ogen is. Echter de dingen die men ziet zijn tijdelijk maar de dingen die men niet ziet zijn eeuwig. Om op de tijdelijke dingen te zien heeft de ziel geen oefening nodig maar om op de eeuwige dingen zich te richten heeft de ziel wel oefening nodig. Die oefeningen biedt Teellick in zijn werk. De ziel die tot God en Christus wil naderen stuit op allerlei moeilijkheden. Teellinck bespreekt ze in deze alleenspraak van de ziel. Voor ons als mensen van de21ste eeuw kunnen wij van deze alleenspraak veel leren. We zijn druk en ons leven wordt in beslag genomen door de dingen die we zien en die zijn tijdelijk. Het lezen van dit boek is daarom een eyeopener voor christenen, die vaak al te materialistisch zijn en niet christenen die ook aan deze kwaal lijden.
Wat er te lezen valt
Teellinck schrijft over grenzeloos verlangen wat elk mens heeft en wat deze wereld nooit kan oplossen. Je kunt alles hebben wat nodig is om te leven en toch weer meer willen. Je ziet nog weer andere dingen: 'En je begeerte is zo grenzeloos dat je die ook kunt gaan willen hebben en dat je er bezorgd over kunt zijn dat je die niet kunt bezitten. Want o ziel je hebt nog een paar overblijfselen van het evenbeeld van de oneindige God in je en daarom kunnen geen dingen hoe eindeloos veel ook, je in eeuwigheid ten volle genoeg schenken'. De ziel kan dus nooit gelukkig worden zonder God'.
En dan volgt: 'Geef daarom Heer, dat al mijn hoop en streven uitgaat naar de hemelse goederen; ja dat al mijn verlangen omhoog gericht worden en steeds verheven worden naar onvergankelijke en onzichtbare zaken en dat ik niet door vergankelijke en zichtbare zaken omlaag getrokken wordt'
De leer van de verkiezing in pastoraal perspectief
Willem Teellick leefde ten tijde van de Dordtse synode. Toch schreef hij geen theologisch werk over de verkiezing. Teellinck koos voor een pastorale insteek omdat elke ziel in verwarring kan raken over diens verkiezing. De ziel kan denken als ik niet verkoren ben dan heeft hetgeen zin om de Heere te zoeken en Hem te dienen. Teellinck merkt op dat dit gevaarlijke praatjes zijn 'waardoor ik mijn hart misleid (...) die dan verder opgestookt worden door de engel Satan om mij te verwarren in de valstrikken van een helse en verderfelijke drogredenering en om mij aldus te hinderen in de overweging van mijn zaligheid'.
Dan belijdt hij over God: 'U bent immers o mensenhoeder, toch ook onze Heiland vanaf het begin van de wereld. Ja, u bent immers een goede God. U begeert niet de dood van de zondaar. U verstoot ook niemand van degenen die tot u komen. U hebt immers uw Zoon gegeven van het leven in de dood om de arme zondaar te verlossen uit de dood tot het leven'.
En dan volgt: 'Hieraan trekt mijn hart zich op. Ofschoon ik er ten volle van overtuigd ben dat in mij geen macht of vermogen is om iets te kunnen bijdragen waardoor u zich over mij ontfermen zou, toch, o Heere, verlaat ik mij op uw unieke goedheid, op uw grenzeloze genade en vertrouw ik volledig op Christus Jezus, uw Zoon'.
Wie zijn allerzoetste Liefste is
Christus is de Bruidegom van de ziel. Naar Hem verlangt de ziel die door God is aangeraakt met Zijn genade. Teellinck merkt op: 'Och Heere was toch deze liefde altijd in mij! Kon ik maar ontbranden in deze liefde! Och Heere, wilde deze liefde zo sterk, zo krachtig worden in mijn hart dat heel mijn hart, heel mijn ziel, heel mijn gemoed en al mijn vermogens daardoor zo geheel en al verheven zouden zijn dat er geen plaats meer was voor de liefde tot de ijdele, aardse dingen'.
Een mystieke oefening in verlangen
Willem Teellinck
De uitgever
Het werk is uitgegeven door Berne media (uitgeverij abdij van berne) in samenwerking met uitgeverij Halewijn in Antwerpen. De uitgave staat onder redactie van onder andere Herman Westerink van het Titus Brandsma instituut in Nijmegen. Het boek is ingeleid door Herman Westerink en opnieuw vertaald door Thomas Mertens. Het is bestelbaar bij https://bernemedia.com/project/soliloquium
Wie Teellinck was
In het voorwoord van Soliloquium kunnen we lezen wie Willem Teellinck was. Willem Teellinck werd geboren in Zierikzee in 1579. Zijn vader Joos had een bestuurlijke functie in Zeeland en in de Republiek. Willem bereidde zich ook voor op een bestuurlijke functie. Het was toen gebruikelijk om ook in buitenland kennis op te doen. In 1603 promoveert hij in Poitiers in de rechten. Hij vertrekt naar Engeland en de tijd die hij daar doorbrengt is beslissend voor zijn verdere carrière. Hij verkeert daar in kringen van vromen en leert hun geloofspraktijk kennen (praxis pietatis). Hij vindt daar ook zijn echtgenote en voltooit vervolgens in Leiden in zeer korte tijd zijn studie theologie.
In die tijd zijn er de twisten tussen Arminius en Gomarus over de leer van de verkiezing. Teellinck heeft zich daar nooit theologisch over uit gelaten wel pastoraal. Mensen die daar mee vastliepen wees hij op Gods Woord en op Christus. Gods verkiezing laat volgens Teellinck zien dat de genade van Hem alleen komt maar ook alleen bij Hem te verkrijgen is. Teellinck had oog voor het zielenleven en schreef Soliloquium, alleenspraak'
In welke traditie Soliloquium staat
Teellinck had niet alleen veel op met de Engelse theologen (puriteinen) hij kende ook katholieken theologen en las en verwerkte die in zijn geschriften. Te denken valt aan Thomas a Kempis die 'De Navolging van Christus (imitatio Christi)' schreef. A Kempis laat zien dat heel het aardse leven en genot leeg is. Alleen de navolging van Christus zorgt voor het ware geluk. Teellinck wijst in Soliloquium ook op de leegte van het aardse bestaan. Daar moet de ziel van los leren komen. Het verlangen van de mens is aards gericht maar moet door genade hemels worden. Gericht op God en Christus. In Soliloquium gaat het om dit mystieke verlangen en om de weg er naar toe. Om dat te bereiken moet de ziel in gesprek. Net zoals David dat doet in Psalm 42: 6: "Wat buigt u zich neer, mijn ziel en wat bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven voor de volkomen verlossing van Zijn aangezicht".
Wat deze alleenspraak voor ons betekent
De ziel, het centrum van de mens is door de val gericht op het aardse leven en genot. De mens ziet aan wat voor ogen is. Echter de dingen die men ziet zijn tijdelijk maar de dingen die men niet ziet zijn eeuwig. Om op de tijdelijke dingen te zien heeft de ziel geen oefening nodig maar om op de eeuwige dingen zich te richten heeft de ziel wel oefening nodig. Die oefeningen biedt Teellick in zijn werk. De ziel die tot God en Christus wil naderen stuit op allerlei moeilijkheden. Teellinck bespreekt ze in deze alleenspraak van de ziel. Voor ons als mensen van de21ste eeuw kunnen wij van deze alleenspraak veel leren. We zijn druk en ons leven wordt in beslag genomen door de dingen die we zien en die zijn tijdelijk. Het lezen van dit boek is daarom een eyeopener voor christenen, die vaak al te materialistisch zijn en niet christenen die ook aan deze kwaal lijden.
Wat er te lezen valt
Teellinck schrijft over grenzeloos verlangen wat elk mens heeft en wat deze wereld nooit kan oplossen. Je kunt alles hebben wat nodig is om te leven en toch weer meer willen. Je ziet nog weer andere dingen: 'En je begeerte is zo grenzeloos dat je die ook kunt gaan willen hebben en dat je er bezorgd over kunt zijn dat je die niet kunt bezitten. Want o ziel je hebt nog een paar overblijfselen van het evenbeeld van de oneindige God in je en daarom kunnen geen dingen hoe eindeloos veel ook, je in eeuwigheid ten volle genoeg schenken'. De ziel kan dus nooit gelukkig worden zonder God'.
En dan volgt: 'Geef daarom Heer, dat al mijn hoop en streven uitgaat naar de hemelse goederen; ja dat al mijn verlangen omhoog gericht worden en steeds verheven worden naar onvergankelijke en onzichtbare zaken en dat ik niet door vergankelijke en zichtbare zaken omlaag getrokken wordt'
De leer van de verkiezing in pastoraal perspectief
Willem Teellick leefde ten tijde van de Dordtse synode. Toch schreef hij geen theologisch werk over de verkiezing. Teellinck koos voor een pastorale insteek omdat elke ziel in verwarring kan raken over diens verkiezing. De ziel kan denken als ik niet verkoren ben dan heeft hetgeen zin om de Heere te zoeken en Hem te dienen. Teellinck merkt op dat dit gevaarlijke praatjes zijn 'waardoor ik mijn hart misleid (...) die dan verder opgestookt worden door de engel Satan om mij te verwarren in de valstrikken van een helse en verderfelijke drogredenering en om mij aldus te hinderen in de overweging van mijn zaligheid'.
Dan belijdt hij over God: 'U bent immers o mensenhoeder, toch ook onze Heiland vanaf het begin van de wereld. Ja, u bent immers een goede God. U begeert niet de dood van de zondaar. U verstoot ook niemand van degenen die tot u komen. U hebt immers uw Zoon gegeven van het leven in de dood om de arme zondaar te verlossen uit de dood tot het leven'.
En dan volgt: 'Hieraan trekt mijn hart zich op. Ofschoon ik er ten volle van overtuigd ben dat in mij geen macht of vermogen is om iets te kunnen bijdragen waardoor u zich over mij ontfermen zou, toch, o Heere, verlaat ik mij op uw unieke goedheid, op uw grenzeloze genade en vertrouw ik volledig op Christus Jezus, uw Zoon'.
Wie zijn allerzoetste Liefste is
Christus is de Bruidegom van de ziel. Naar Hem verlangt de ziel die door God is aangeraakt met Zijn genade. Teellinck merkt op: 'Och Heere was toch deze liefde altijd in mij! Kon ik maar ontbranden in deze liefde! Och Heere, wilde deze liefde zo sterk, zo krachtig worden in mijn hart dat heel mijn hart, heel mijn ziel, heel mijn gemoed en al mijn vermogens daardoor zo geheel en al verheven zouden zijn dat er geen plaats meer was voor de liefde tot de ijdele, aardse dingen'.